§1.2 Niet ieder inkomen is hetzelfde

1. Inkomen en welvaart
1.2 Niet ieder inkomen is hetzelfde
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1. Inkomen en welvaart
1.2 Niet ieder inkomen is hetzelfde

Slide 1 - Tekstslide

WAT GAAN WE DOEN
* HUISWERK CONTROLE
* Wat weten we nog? (Hier gaan we relatief snel doorheen).
* Theorie en oefenen
* Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat weet je nog
van §1.1 Wat heb je te besteden?

Slide 5 - Woordweb

Voorbeelden van primaire inkomens zijn:
A
loon, huur en WW-uitkering
B
winst, rente en huur
C
Wlz-uitkering, AOW-uitkering en WW-uitkering.
D
AOW-uitkering, pacht en loon

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van secundair inkomen?
A
Winst van je eigen bedrijf
B
Kinderbijslag
C
Salaris

Slide 7 - Quizvraag

Wat is GEEN overdrachtsinkomen?
A
Kinderbijslag
B
Winst
C
Studiefinanciering
D
Huurtoeslag

Slide 8 - Quizvraag

Wat zijn overdrachtsinkomen?

A
Inkomsten die je krijgt als uitkering, zoals WW.
B
Inkomen die je krijgt als je overgedragen wordt.
C
Inkomen die je krijgt bij de overdracht van goederen.
D
Inkomen die je krijgt van je spaargeld, rente.

Slide 9 - Quizvraag

Noem de 6 marketinginstrumenten (P's)

Slide 10 - Open vraag

Voorbeelden van primaire inkomens zijn:
A
loon, huur en WW-uitkering
B
winst, rente en huur
C
Wlz-uitkering, AOW-uitkering en WW-uitkering.
D
AOW-uitkering, pacht en loon

Slide 11 - Quizvraag

Inkomensverdeling nadat de overheid heeft ingegrepen
A
Primaire inkomensverdeling
B
Secundaire inkomensverdeling

Slide 12 - Quizvraag

1.2 Niet ieder inkomen is hetzeflde

  • Ik kan het verschil uitleggen tussen bruto, netto en besteedbaar inkomen
  • Ik kan met een groeifactor een stijging of daling berekenen.
  • Ik kan oorzaken noemen van inkomensverschillen.
  • Ik kan uit een Lorenzcurve aflezen hoe de inkomens in een land verdeeld zijn.

Slide 13 - Tekstslide

Ik verdien € 4896 bruto.

Krijg ik dit ook uitbetaald?
A
Ja
B
Neen

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Welk inkomen?

Slide 17 - Tekstslide

Waarom verdient niet
iedereen even veel?

Slide 18 - Woordweb

Hoeveel bedraagt het modaal inkomen denk je?
A
€ 30.000 - € 35.000
B
€ 35.000 - € 40.000
C
€ 40.000 - € 45.000
D
€ 45.000 - € 50.000

Slide 19 - Quizvraag

Inkomen in natura
Inkomen uit bezit
Inkomen uit arbeid
Overdrachtsinkomen
Kleedgeld
Spullen of goederen
Rente
Winst

Slide 20 - Sleepvraag

Netto inkomen is inkomen nadat ____ er is afgehaald:
A
aftrekposten
B
belastingen en premies
C
bruto-uitkeringen (pensioen, WW, ezv)
D
heffingskorting

Slide 21 - Quizvraag

Het bruto inkomen noemen we ook wel besteedbaar inkomen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Wat is modaal inkomen?
A
Dit is het meest voorkomende inkomen
B
Dit is het gemiddelde inkomen
C
Dit is het laagste inkomen
D
Dit is het hoogste inkomen

Slide 23 - Quizvraag

Verandering van inkomen

Slide 24 - Tekstslide

1.2 Niet ieder inkomen is hetzelfde
Groeifactor
Een stijging in procenten van je loon, kan je bereken met een groeifactor.







Bij een stijging van 4 % bedraagt de groeifactor:
  • 100% + 4% = 104%
  • 104% : 100% = 1,04

Slide 25 - Tekstslide

Je loon is 1.500 euro en stijgt met 5%. Bepaal de groeifactor en bereken daar het nieuwe loon

Slide 26 - Open vraag

Mijn loon stijgt met 0,25%. Hoeveel bedraagt de groeifactor?
A
1,25
B
1,025
C
1,0025
D
1,00025

Slide 27 - Quizvraag

Inkomensverschillen

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Kleine en grote inkomensverschillen

Slide 30 - Tekstslide

Inkomensverschillen in beeld

Slide 31 - Tekstslide

Kijk naar de grafiek.
Wat geeft de Lorenz curve aan ?
A
de armste 30% van de mensen verdient 30% van het inkomen
B
de armste 30% van de mensen verdient 3% van het inkomen
C
de rijkste 70 % van de mensen verdient 40 % van het inkomen
D
de rijkste 30 % van de mensen verdient 60% van het inkomen

Slide 32 - Quizvraag

De inkomensverschillen bij Janet zijn ....... dan bij Jos
A
kleiner
B
groter

Slide 33 - Quizvraag

Wat wordt met inkomensverschillen bedoeld?
A
dat je salaris steeds kan veranderen
B
verschillen in inkomen
C
verschillen in salaris tussen verschillende beroepen
D
verschillen tussen uitgaven en inkomsten

Slide 34 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van oorzaken voor inkomensverschillen
A
Leeftijd en ervaring
B
Opleiding en scholing
C
Verantwoordelijkheid
D
Normen en waarden

Slide 35 - Quizvraag

Hoe ontstaan inkomensverschillen?
A
Niet iedereen werkt evenveel.
B
Verschil in opleiding

Slide 36 - Quizvraag

Wat geeft de lorenzcurve aan...
A
De inkomensongelijkheid van een land
B
De koopkracht van een land
C
De alfabetiseringsgraad van een land
D
De ontwikkelingsgraad van een land

Slide 37 - Quizvraag

Maak van onderstaande zin een economisch juiste tekst door het juiste woord te kiezen.
Kies uit de woorden die tussen haakjes staan.
Als de inkomensverschillen kleiner worden, verandert Lorenzcurve b in ...... (Lorenzcurve a / Lorenzcurve c ).

Slide 38 - Open vraag

Afsluiten

Slide 39 - Tekstslide

Kan je het verschil uitleggen tussen bruto, netto en
besteedbaar inkomen.
Ja
Nee
Ik moet hier nog op studeren

Slide 40 - Poll

Kan je met een groeifactor een stijging of daling
berekenen.
Ja
Nee
Ik moet hier nog op studeren

Slide 41 - Poll

Kan je oorzaken noemen van inkomensverschillen.
Ja
Nee
Ik moet hier nog op studeren

Slide 42 - Poll

Kan je uit een Lorenzcurve aflezen hoe de inkomens in
een land verdeeld zijn.
Ja
Nee
Ik moet hier nog op studeren

Slide 43 - Poll

Slide 44 - Video