Plaats van persoonsvorm in de zin
Persoonsvormen in enkelvoudige zinnen: staan op 1e of 2e plaats in de zin.
Ik zal de was aan de waslijn hangen./ Zal ik de was aan de waslijn hangen?
Persoonsvormen in samengestelde zinnen: staan op verschillende plaatsen.
Ik zal (2e plaats) de was aan de waslijn hangen, omdat het droog is. (laatste plaats)
Ik zal (2e plaats) de was aan de waslijn hangen, want het is (2e plaats) droog.