Les 11 Mening en Argumenten, hh tekstverbanden en hoofdgedachte

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welkom
Op tafel:  
huiswerk, oefenboek Kern
map,  pen/potlood
laptop

In STILTE lezen


Slide 2 - Tekstslide

Agenda 


1. Start met hoofdstuk 7: meningen en argumenten 
2. Oefenen met meningen en argumenten 
3. Numo 
4. Lezen

Slide 3 - Tekstslide

Aan het einde van deze les:
RTTI: Heb je je huiswerk van vorige keer bekeken en vragen gesteld ter verduidelijking
R: weet je wat meningen, argumenten, feitelijke en niet-feitelijke uitspraken zijn
T1: kun je meningen, argumenten, feitelijke en niet-feitelijke uitspraken herkennen in een boekrecensie in een filmpje
T2: Kun je uitleggen waarom een uitspraak een mening, argument, feitelijke of niet-feitelijke uitspraak is in dat filmje. . 

Slide 4 - Tekstslide

Beoordelingselement 1: (Grote) toets

1. Schrijven  
2. Kern handboek Taalgebruik Hoofdstuk 1 t/m 5 + 7, Taal en cultuur hoofdstuk 11 (redeneren), 13 (Betrouwbaarheid van teksten), 14 (framing)
3. Kern oefenboek hst 1A, B, C, (G) + hst 4A, B, C, (G)


Beoordelingselement 2: 
Boek lezen als project (met andere docent) in groepen met opdrachten
Beoordelingselement 3:
Numo
Leerplan spelling (3F) AF

Slide 5 - Tekstslide

Waar wil je graag nog mee oefenen morgen?

Slide 6 - Open vraag

Voor we beginnen, wat weet je over het verschil tussen een mening en een argument?

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide

Mening? Hand omhoog 
Argument? Twee handen omhoog

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag
Zo filmpje
Jullie schrijven op in je map
Wat is het standpunt? 
Wat zijn de argumenten? 
Zijn deze argumenten feitelijk of niet feitelijk? 

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Wat is het standpunt?

Slide 23 - Open vraag

Welke argumenten worden door de presentator gebruikt? Zijn deze argumenten feitelijk of niet-feitelijk?

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Link

Wat is het standpunt?

Slide 26 - Open vraag

Welke argumenten worden door de presentator gebruikt? Zijn deze argumenten feitelijk of niet-feitelijk?

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Video

Wat is het standpunt?

Slide 29 - Open vraag

Welke argumenten worden door de presentator gebruikt? Zijn deze argumenten feitelijk of niet-feitelijk?

Slide 30 - Open vraag

Wat is het standpunt en wat het argument: 'Hoe moeilijker je het voor migranten maakt om het land te bereiken, hoe aantrekkelijker het wordt om er naartoe te gaan. Want als het zo goed wordt beveiligd dan moet het wel heel erg de moeite waard zijn.'

Slide 31 - Open vraag

Wat is het standpunt en wat het argument: 'Minister Faber mag geen bordjes plaatsen met daarop "hier wordt gewerkt aan uw terugkeer" bij een aanmeldcentrum voor asielzoekers, want dat is tegen de grondwet.'

Slide 32 - Open vraag

Wat is het standpunt en wat het argument:
"Omdat het moeilijk te bewijzen is, moet groepsbelediging uit het Wetboek van Strafrecht."

Slide 33 - Open vraag

Aan de slag 
Maak uit het oefenboek 
 vraag 8
blz. 15
(geen huiswerk, nu af)


timer
10:00

Slide 34 - Tekstslide

Vraag 8 blz. 15 
a Mensen zijn sneller te overtuigen als zij zich onzeker voelen over een standpunt, bijvoorbeeld omdat ze er niet veel vanaf weten. Mensen zijn moeilijker te overtuigen als zij heel erg zeker van hun zaak zijn.
 b Iemand die wantrouwig is over de (goede) bedoelingen van de medemens (=cynicus) zou kunnen denken dat het heel makkelijk is voor Gerdi Verbeet om van mening te veranderen, omdat zij toch niet meer in de politiek werkt en deze verandering van mening dus geen invloed meer op hoe mensen over haar denken (=reputatie).
 c Bijvoorbeeld: Het is goed om van mening te kunnen veranderen, omdat je daarmee laat zien dat je nadenkt over dingen. Of: Het is goed om van mening te kunnen veranderen, omdat dat aansluit bij het credo van Stine Jensen: ‘denken is van mening durven veranderen’.

Slide 35 - Tekstslide

Aan de slag 
Maak uit het oefenboek 
 vraag 9 en 10 
blz. 16/17



timer
10:00

Slide 36 - Tekstslide

Let op: 
er wordt gewerkt aan een terugkomuur als je niet op schema ligt!

Nu op Numo: 
leerplan 
werkwoord-spelling 

Slide 37 - Tekstslide

Aan het einde van deze les:

T1: kun je meningen, argumenten, feitelijke en niet-feitelijke uitspraken herkennen omdat je de oefeningen in het handboek hebt gemaakt
T2: Kun je uitleggen waarom een uitspraak een mening, argument, feitelijke of niet-feitelijke uitspraak is. 

Slide 38 - Tekstslide

Morgen
- Lezen
- Schrijven recensie
- Stof SO/PTO herhalen
- Verder met meningen
- Numo

Slide 39 - Tekstslide