a Mensen zijn
sneller te overtuigen als zij zich onzeker voelen over een standpunt, bijvoorbeeld omdat ze er niet veel vanaf weten. Mensen zijn
moeilijker te overtuigen als zij heel erg zeker van hun zaak zijn.
b Iemand die wantrouwig is over de (goede) bedoelingen van de medemens (=cynicus) zou kunnen denken dat het heel makkelijk is voor Gerdi Verbeet om van mening te veranderen, omdat zij toch niet meer in de politiek werkt en deze verandering van mening dus geen invloed meer op hoe mensen over haar denken (=reputatie).
c Bijvoorbeeld: Het is goed om van mening te kunnen veranderen, omdat je daarmee laat zien dat je nadenkt over dingen. Of: Het is goed om van mening te kunnen veranderen, omdat dat aansluit bij het credo van Stine Jensen: ‘denken is van mening durven veranderen’.