6.4 - Biologisch evenwicht

Even checken...
Wat weet je nog van de vorige stof?
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Even checken...
Wat weet je nog van de vorige stof?

Slide 1 - Tekstslide

In de koolstofkringloop worden door veel organismen stoffen verbrand. Welke organismen in de koolstofkringloop doen aan verbranding?
A
Planten
B
Dieren
C
Dieren en schimmels
D
Zowel planten, dieren als schimmels

Slide 2 - Quizvraag

Hoe wordt in de voedselketens koolstof doorgegeven in de koolstofkringloop?
A
als koolstofdioxide
B
als energierijke stof
C
alleen als glucose
D
alleen als eiwitten

Slide 3 - Quizvraag

Welke stof maakt geen deel uit van de koolstofkringloop?
A
CO2
B
glucose
C
water
D
eiwitten

Slide 4 - Quizvraag

Koolstofkringloop
Koolstof in koolstofdioxide
koolstof in glucose
(producenten)
koolstof in plantaardige energierijke stoffen
koolstof in dierlijke energierijke stoffen
(consumenten)
Koofstof in energierijke stoffen
(reducenten)
verbranding
fotosynthese
Verbranding
verbranding
Lucht
Dieren
Schimmels 
en bacteriën
Planten

Slide 5 - Sleepvraag

Wat neemt de plant op van de stikstofkringloop?
A
Ammoniak
B
Water
C
Glucose
D
Nitraat

Slide 6 - Quizvraag

Hoe wordt in de voedselketens stikstof doorgegeven in de stikstofkringloop?
A
alleen als eiwitten
B
alleen als ammoniak
C
als energierijke stof
D
alleen als nitraat

Slide 7 - Quizvraag

De stikstofkringloop 
Ammonium
Nitraat
Stikstofgas
Ammoniakgas

Slide 8 - Sleepvraag

6.4 - Biologisch evenwicht

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoelen
6.4.1 Je kunt de invloeden op organismen indelen in biotische en abiotische factoren.
6.4.2 Je kunt de niveaus van de ecologie beschrijven.
6.4.3 Je kunt aangeven hoe de grootte van een populatie wordt beïnvloed door biotische en abiotische factoren.

Slide 10 - Tekstslide

Invloeden uit de omgeving 
Het milieu (leefomgeving) heeft invloed op alle organismen
Biotische factoren: levende en dode dingen uit de omgeving, bv: roofdieren, voedsel, nestgelegenheid, ziekteverwekkers, soortgenoten
Abiotische factoren: levenloze natuur, bv: temperatuur, licht, water, bodem, lucht

Slide 11 - Tekstslide

biotisch en abiotisch
Leeft het of heeft het ooit geleefd? Dan is het een biotische factor
Heeft het nooit geleefd en gaat het nooit leven? Dan is het een abiotische factor

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Niveaus van de ecologie
Organisatieniveaus geven verschillende "groottes" aan waar je naar kan kijken
Van klein naar groot:
  • individu
  • populatie
  • levensgemeenschap
  • ecosysteem

Slide 14 - Tekstslide

Organisatieniveaus
Een individu is één enkel organisme
Een populatie is een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied, die onderling voortplanten
Een levensgemeenschap is alle populaties in een bepaald gebied
Een ecosysteem is alle biotische en abiotische factoren in een gebied

Slide 15 - Tekstslide

Populatiegrootte
De grootte van populaties verandert altijd, beïnvloedt door biotische en abiotische factoren
  • Bv: voedsel, roofdieren, concurrenten, ziekten, droogte, overstromingen e.d.
Dit schommelt rondom het biologisch evenwicht, een waarde van de ideale populatiegrootte
Is er veel voedsel, dan komen er meer individuen en daarna meer roofdieren, zijn er te veel roofdieren dan sterven veel individuen

Slide 16 - Tekstslide

De optimumkromme
De optimumkromme laat zien wanneer een organisme het beste kan overleven
Binnen het minimum en het maximum is het tolerantiegebied
Het optimum is het hoogste punt
in de grafiek en geeft de beste kans
op overleven

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag!
Thema 6, basisstof 4
Opdracht 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8
Werk samen met de persoon naast je
Klaar? Vraag om een nakijkboekje en kijk zelfstandig na
Maak de test jezelf van basisstof 1, 2 of 3

Slide 18 - Tekstslide