H2.3 verwijswoorden klas 2C

Welkom 2C
Start met 7 minuten stillezen.
Spullen klaarleggen: werkboek, schrift, etui, agenda
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom 2C
Start met 7 minuten stillezen.
Spullen klaarleggen: werkboek, schrift, etui, agenda

Slide 1 - Tekstslide

Presenteren - H5.6
Een goede presentatie moet je voorbereiden. Je denkt na over:
• het onderwerp. Waarover ga je iets vertellen? Wat ga je vertellen?
• jouw publiek. Wie zijn het? Wat weten zij al over het onderwerp?
• wat je wilt bereiken met je presentatie. Wil je het publiek informeren over het onderwerp of overtuigen van jouw mening?

Slide 2 - Tekstslide

Presenteren - iedere maandag
Het onderwerp: afgelopen weekend
Het publiek: de klas en de docent
Doel: informeren
Tijd: 1 minuut

Slide 3 - Tekstslide

timer
1:00

Slide 4 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
  • Huiswerk bespreken: oefentoets en werkblad nakijken.
  • Uitleg verwijswoorden.

Slide 5 - Tekstslide

Even herhalen: bespreek met je buur
  • Wat zijn signaalwoorden?
Je kent 4 soorten signaalwoorden.
  • Welke en noem voorbeelden.

Slide 6 - Tekstslide

Wat zijn signaalwoorden?
Woorden die in een tekst het verband aangeven tussen woorden, zinnen of alinea’s.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Link

Doel van deze les
Wat zijn verwijswoorden?

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Aantekeningen
Pak je schrift en een pen

Slide 12 - Tekstslide

H2.3 - Verwijswoorden
Woorden die verwijzen naar één of meer woorden in de tekst, en soms zelfs naar een hele zin.

Slide 13 - Tekstslide

Wil je weten waar een verwijswoord naar verwijst? Stel dan een vraag die begint met wie, wat, waar of welk(e).

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld
De ijsvogel komt vooral af op schoon water. Hier zit hij vaak roerloos op zijn prooi te wachten. Die vangt hij door in het water te duiken.

Slide 15 - Tekstslide

Waarnaar verwijst hij in de tweede zin?
Stel de vraag: Wie of wat zit vaak roerloos op zijn prooi te wachten?

De ijsvogel komt vooral af op schoon water. Hier zit hij vaak roerloos op zijn prooi te wachten. Die vangt hij door in het water te duiken.

Slide 16 - Tekstslide

Aan het werk - Huiswerk do 18-11
Takent - werkboek H2.3 - blz: 
Verwijswoorden: opdracht 10, 11, 12
Signaalwoorden: opdracht 13, 14, 15

GL: opdracht 16

Slide 17 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?
Waarom zou een schrijver verwijswoorden gebruiken in zijn tekst?

Slide 18 - Tekstslide