Staal groep 7 - blok 8 - week 3 - les 1
1 / 15
Lesduur is: 20 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Woord 1
Slide 2 - Open vraag
Woord 2
Slide 3 - Open vraag
Woord 3
Slide 4 - Open vraag
Zin 1
Slide 5 - Open vraag
Zin 2
Slide 6 - Open vraag
Zin 3
Slide 7 - Open vraag
In welke tijd staat deze zin?
De meester gelooft hem niet.
De meester gelooft hem niet.
A
de tegenwoordige tijd
B
de verleden tijd
C
de voltooide tijd
Slide 8 - Quizvraag
In welke tijd staat deze zin?
Jij hebt haar ontmoet op de kermis.
Jij hebt haar ontmoet op de kermis.
A
de tegenwoordige tijd
B
de verleden tijd
C
de voltooide tijd
Slide 9 - Quizvraag
In welke tijd staat deze zin?
Wie bracht de cake naar oma?
Wie bracht de cake naar oma?
A
de tegenwoordige tijd
B
de verleden tijd
C
de voltooide tijd
Slide 10 - Quizvraag
Welk zinsdeel is 'droegen' ?
A
onderwerp (o)
B
persoonsvorm (pv)
C
werkwoordelijk gezegde (ww.gez.)
D
werkwoordelijk gezegde en persoonsvorm
Slide 11 - Quizvraag
Wat is het onderwerp in deze zin?
In de pruikentijd droegen kinderen gepoederde pruiken.
In de pruikentijd droegen kinderen gepoederde pruiken.
Slide 12 - Open vraag
Wat is de persoonsvorm? De kapster praatte al knippend over het absurde kapsel van haar buurmeisje.
Slide 13 - Open vraag
Wat is het ww gez? De kapster praatte al knippend over het absurde kapsel van haar buurmeisje.
Slide 14 - Open vraag
Welk zinsdeel is: "De kapster" praatte al knippend over het absurde kapsel van haar buurmeisje.
