19 april K1V

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Nederlands

K1V 

19-04-2021

Planning 

• Algemene regels 
• Terugblik blok 4 grammatica 
• Lesdoelen 
• Uitleg zelfstandig naamwoord & bijvoeglijk naamwoord
• Zelfstandig werken
• Controle lesdoelen
• Huiswerk 

Algemene regels 

• Als je wat willen zeggen/vragen, steek je je vinger op.
  
• We praten niet door elkaar heen.
  
• We laten elkaar uitpraten.

Terugblik blok 4 - grammatica 

- Zinsdelen

- Onderwerp

- Werkwoordelijk gezegde 

Zinsdelen 

Verdeel onderstaande zin in zinsdelen

Ruben leert zijn Engelse woordjes.

Zinsdelen 

Ruben leert zijn Engelse woordjes.

Ruben | leert | zijn Engelse woordjes.

Wie?	Wat gebeurt er?	Wat?
Ruben	leert	zijn Engelse woordjes

Zinsdelen 

Verdeel onderstaande zin in zinsdelen

De hond ligt in zijn mand.

Zinsdelen 

De hond ligt in zijn mand.

De hond | ligt | in zijn mand.

Wie?	Wat gebeurt er?	Waar?
De hond	ligt	in zijn mand

Wat is het onderwerp?
Ik hielp mijn moeder zaterdag in de tuin.

1. Mijn moeder
2. Ik
3. In de tuin

Wat is het wwg?
Gisteren heeft Lena haar huiswerk gemaakt.

1. Heeft
2. Gemaakt
3. Heeft gemaakt

Lesdoelen 

• Aan het einde van de les weet je wat het zelfstandig naamwoord is en hoe je deze herkent.
• Aan het einde van de les kun je het bijvoeglijk naamwoord in een zin herkennen en benoemen.
  

Waarom leren ontleden?

• Als je weet hoe een zin is opgebouwd, kan je de betekenis makkelijker achterhalen.
• De spelling van sommige woorden is afhankelijk van hun plaats in de zin.
• Als je een andere taal moet leren, is het handig dat je weet hoe zinnen in het Nederlands opgebouwd zijn.

Uitleg zelfstandig naamwoord (znw)

Ezelsbruggetje: MeDiPlaDiPla

Wie weet waar dit ezelsbruggetje voor staat?

Uitleg zelfstandig naamwoord (znw)

• Heeft meestal een enkelvoud en een meervoud (vriend - vrienden)
• Kan vaak klein of groot gemaakt worden: (taart - taartje)
• Staat vaak met een lidwoord geschreven (de klas, een boek, het paard)

Uitleg bijvoeglijk naamwoord (bnw)

• Je kunt zinsdelen aanvullen door kenmerken of eigenschappen van de zelfstandige naamwoorden toe te voegen.
  

Voorbeeldzin 

De lange jongen droeg een blauwe jas.

Welke woorden zijn zelfstandig naamwoorden?

Welke woorden zijn bijvoeglijk naamwoorden?

Voorbeeldzin 

De lange jongen droeg een blauwe jas.

Znw = jongen, jas 

In deze zin zegt lange iets over de jongen en blauwe zegt iets over de jas. 

Bnw = lange, blauwe 

Zelfstandig werken

• Jullie mogen zachtjes overleggen, bij vragen vinger opsteken!
• Maken: opdracht 7, 8 en 9 (blz. 221)
• Klaar? Steek je vinger op.
• Lezen in je leesboek.

Controleren lesdoelen

• Hoe herken je een zelfstandig naamwoord?
• Waar staat MeDiPlaDiPla voor?
• Hoe herken je een bijvoeglijk naamwoord?

Huiswerk 20/04

• Af: opdracht 7, 8 en 9
• Wordt ook genoteerd in Magister