Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
t.t. / v.t. en stam + t
Voorkennis
Wat weet je nog over de tegenwoordige en verleden tijd?
Let's see!
1 / 25
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Taal
Basisschool
Groep 5,6
In deze les zitten
25 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Voorkennis
Wat weet je nog over de tegenwoordige en verleden tijd?
Let's see!
Slide 1 - Tekstslide
Schrijf 2 werkwoorden in de t.t. en 2 werkwoorden in de v.t. op:
Slide 2 - Open vraag
Lesdoel:
Aan het eind van de les weet ik het verschil tussen de tegenwoordige en verleden tijd en kan ik een zin veranderen van tijd.
Slide 3 - Tekstslide
Tegenwoordige tijd
Gebeurt nu. Is nu bezig.
Zoals:
De juf geeft les.
De kinderen luisteren naar de juf.
Vaak met de stam + t.
Slide 4 - Tekstslide
Verleden tijd
Is klaar, afgelopen, afgerond.
Zoals:
De juf gaf les.
De kinderen luisterden naar de juf.
Vaak met de stam + te(n) of + de(n)
Of het is een sterk werkwoord en veranderd van klank.
Slide 5 - Tekstslide
Lorena zit op haar stoel.
A
t.t.
B
v.t.
Slide 6 - Quizvraag
Veerle deed haar kleren aan vanochtend.
A
t.t.
B
v.t.
Slide 7 - Quizvraag
Mayson maakte grapjes.
A
t.t.
B
v.t.
Slide 8 - Quizvraag
Joris trommelt met zijn vingers op tafel.
A
t.t.
B
v.t.
Slide 9 - Quizvraag
Aidan ging naar de tandarts.
A
t.t.
B
v.t.
Slide 10 - Quizvraag
Niels was ziek.
A
t.t.
B
v.t.
Slide 11 - Quizvraag
Zet de zin in de andere tijd.
Van t.t. naar v.t.
of van v.t. naar t.t.
Slide 12 - Tekstslide
Ik loop naar school.
Slide 13 - Open vraag
Ik fietste naar school.
Slide 14 - Open vraag
Ik zwem 10 baantjes.
Slide 15 - Open vraag
Wij rennen naar buiten.
Slide 16 - Open vraag
De tegenwoordige en verleden tijd snap ik:
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 17 - Poll
Lesdoel:
Ik kan de regel: stam + t toepassen bij werkwoorden in de tegenwoordige tijd die eindigen op een d.
Slide 18 - Tekstslide
Stam + t
Van een werkwoord moet je de stam weten.
Stam = hele werkwoord -en.
Bijv. sporten --> sport
Het woord eindigt op een t dan hoef ik er niks mee.
MAAR.......
Slide 19 - Tekstslide
Hij ... (branden) zich aan het vuur.
Bij een werkwoord als BRANDEN
wordt de stam: BRAND
Ik hoor een d. Maar schrijf ik die ook?
Vul het werkwoord poepen eens in.
Hoor je een -t dan schrijf je hem ook.
Slide 20 - Tekstslide
Hij ... (antwoorden) op de vraag.
Slide 21 - Open vraag
Het vliegtuig ... (landen).
Slide 22 - Open vraag
Ik ... (worden) opgehaald.
Slide 23 - Open vraag
... (vinden) jij dat ook?
Slide 24 - Open vraag
Ik kan de regel: stam + t toepassen. Ik weet wanneer dit wel en niet moet.
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 25 - Poll
Meer lessen zoals deze
verleden tijd zwakke werkwoorden
Juni 2023
- Les met
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Spelling groep 7/8 - Lijdend voorwerp
Januari 2021
- Les met
17 slides
Taal
Basisschool
Groep 7
verleden tijd zwakke werkwoorden
December 2023
- Les met
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Verleden tijd van werkwoorden
Januari 2023
- Les met
19 slides
Taal / spelling
Basisschool
Groep 5,6
Werkwoordspelling
September 2024
- Les met
12 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
werkwoordspelling groep 6 t.t blok 5 + start v.t.
April 2023
- Les met
20 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 6
verleden tijd zwakke werkwoorden
December 2022
- Les met
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Nederlands Werkwoordspelling oefenen voor de toets
Januari 2019
- Les met
23 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1