De objectieve methode om de toegevoegde waarde te berekenen is:
A
omzet- alle kosten
B
omzet- productie andere bedrijven
C
loon + ambtenarensalarissen
D
Loon + huur + rente + pacht + winst
Slide 8 - Quizvraag
De Bruto toegevoegde waarde is de omzet min de
A
ingekochte goederen en diensten
B
uitbetaalde primaire inkomens
Slide 9 - Quizvraag
Toegevoegde waarde van bedrijven
Slide 10 - Tekstslide
Van een machinefabriek weten we het volgende: aantal geproduceerde en verkochte machines: 220. De verkoopprijs per product: € 85.000,- De benodigde grondstoffen: € 8.500.000,- De loonkosten van het bedrijf: € 9.200.000,-. Afschrijvingen: €5.200.000,-
De netto toegevoegde waarde van dit bedrijf was € ...... Geef de berekening
Slide 11 - Open vraag
De productiewaarde v/d overheid
De overheid verkoopt haar producten niet zoals een bedrijf.
Een overheid kent dus geen ‘omzet’ waarvan we allerlei inkopen kunnen afhalen.
De netto toegevoegde waarde van de overheid = som van de ambtenarensalarissen.
Slide 12 - Tekstslide
Toegevoegde waarde van de overheid
Slide 13 - Tekstslide
waaruit bestaat de netto toegevoegde waarde van de overheid?
A
De afschrijvingen
B
De ambtenarensalarissen
C
Het nationaal inkomen
D
Het nationaal product
Slide 14 - Quizvraag
Nationaal product en Nationaalinkomen
Het Nationaal Inkomen is de som van al het verdiende inkomen door de bevolking van een bepaald land in een jaar.
Inkomen (Y) wordt verdiend uit productie
Bij productie wordt productiefactoren ingezet
De beloning van productiefactoren vormen samen het verdiende inkomen