week 3 les 2 v.t. sterke werkwoorden

Samen lezen 
timer
5:00
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Samen lezen 
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- leerdoel / instructie

- zelfstandig werken

- blooket

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel 


Ik kan sterke werkwoorden herkennen en ze goed in de verleden tijd schrijven. 

Slide 3 - Tekstslide

Instructiefilmpje

Slide 4 - Tekstslide

De verleden tijd van sterke werkwoorden

Er zijn werkwoorden die in de verleden tijd veranderen van klank. Dat zijn de sterke werkwoorden. Bijvoorbeeld: geven – gaven, slapen – sliep, vriest – vroor, roepen – riepen.

Slide 5 - Tekstslide

Zo schrijf je de persoonsvorm van sterke werkwoorden in de verleden tijd
• Schrijf het woord zo kort mogelijk.
 
• Gebruik alleen dubbele letters als dat nodig is voor de uitspraak: hebben – hadden.

Slide 6 - Tekstslide

Zo schrijf je de persoonsvorm van sterke werkwoorden in de verleden tijd
Kijk naar de vorm voor wij/jullie/zij om erachter te komen of het woord op een -d of een -t eindigt:

– ik vond, want: wij/jullie/zij vonden
– hij wist, want: wij/jullie/zij wisten

Slide 7 - Tekstslide



Let op: een persoonsvorm verleden tijd eindigt nooit op -dt.

Slide 8 - Tekstslide

De situatie (blijkt)
onhoudbaar te zijn geworden.

Slide 9 - Open vraag

Wij (ontbijten)
die ochtend om zes uur.

Slide 10 - Open vraag

Wij (eten)
op dat tijdstip echter niet veel.

Slide 11 - Open vraag

Zij (vergeet)
wat ze mee moest nemen.

Slide 12 - Open vraag

Hij (springt) een gat in de lucht toen hij het nieuws (verneemt).

Slide 13 - Open vraag

De politiewagen (rijdt)
met hoge snelheid naar de plaats des onheils.

Slide 14 - Open vraag

Aan de slag......
- Ga online naar het editie 6 boek. 


- Ga naar hoofdstuk 6: gezond.

- Ga naar verleden tijd van sterke werkwoorden en maak opdracht 1t/m 8.

- Klaar? Even lezen, puzzelen of extra online oefenen. 


timer
15:00

Slide 15 - Tekstslide