Pijl 1:
Een docent spreekt de studenten aan vanuit Volwassene: “Ik ben benieuwd hoe je de berekening hebt uitgewerkt”. Onderliggende overtuiging: ik ben Ok, jij bent Ok
Pijl 2:
De studenten blijven schuldbewust stil. Bijna niemand heeft het huiswerk gemaakt, ze
gniffelen wat en zoeken bevestiging bij elkaar. Zij reageren non-verbaal als Kind naar
Ouder.
Onderliggende overtuiging: wij zijn niet Ok, u bent Ok.
Alternatief a Pijl 3:
Onbewust: docent trapt in valkuil. Hij reageert als Ouder naar Kind (bestraffend). De
situatie kan dan gehandhaafd blijven door beide partijen.
Bewust: de docent managet zijn gedrag vanuit de Volwassene en kiest de Ouder egopositie, omdat hij dat op dat moment een zinvol middel vindt.
Onderliggende overtuiging: ik ben Ok, jullie zijn niet Ok.
Alternatief b Pijl 4:
De docent gaat van Ouder naar Volwassene en blijft studenten aanspreken vanuit
Volwassen egopositie: “Wat heeft ervoor gezorgd dat de uitwerking niet gemaakt is?”
(niet: waarom, want dat bevordert het kindgevoel van verantwoording af moeten leggen;
dat moeten de studenten namelijk alleen naar zichzelf toe, omdat het hun studie is.) Of meer in een ik-boodschap geformuleerd: “Ik voel mij niet serieus genomen en dat
zorgt ervoor dat... Hoe lossen we dat op?”
Onderliggende overtuiging: ik ben Ok, jullie zijn Ok. We pakken het probleem samen constructief op. Dat kan betekenen dat er communicatie volgt over het zinvolle van de opdracht, hetgeen resulteert in wederzijds begrip.
Pijl 5:
De studenten schamen zich en zien de redelijkheid in van de vraag. Ze reageren constructief vanuit hun Volwassen egopositie. Ze zijn bereid er wel voor te werken wanneer zij de
zin inzien van de berekening voor hun studie of beroep of wanneer zij een ‘beloning’ krijgen in de vorm van een studiepunt of een figuurlijke aai over de bol. Onderliggende overtuiging: wij zijn Ok, u bent Ok.