2KM NE L15 spelling

Welkom! 
Ga naar je plek, pak je spullen en maak de startopdracht
Startopdracht: lezen in je leesboek
  • Lesboek Nieuw Nederlands
  • Leesboek 
  • Schrift /pen
timer
15:00
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom! 
Ga naar je plek, pak je spullen en maak de startopdracht
Startopdracht: lezen in je leesboek
  • Lesboek Nieuw Nederlands
  • Leesboek 
  • Schrift /pen
timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Lesdoelen
  • Mededelingen
  • Uitleg 
  • Opdrachten
  • Huiswerk
  • Evaluatie les

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Ik kan bijvoeglijke naamwoorden spellen. 
  • Ik kan meervouden spellen.
  • Ik kan verkleinwoorden spellen.

Slide 3 - Tekstslide

Mededelingen
Wat moet ik weten?

Slide 4 - Tekstslide

Woordsoorten
Werkwoord: iets wat je doet of overkomt
Lidwoord: de, het en een
Zelfstandig naamwoord: mens, dier, plant of ding en namen
Bijvoeglijk naamwoord: zegt iets over een zelfstandig naamwoord
Voorzetsel: korte woorden die een tijd, plaats, oorzaak of reden aangeven.

Slide 5 - Tekstslide

Voegwoord
Plakt woorden of zinnen aan elkaar.

- Wil je een kroket of een frikandel bij je friet?
- Wil je een ijsje of heb je liever een broodje hamburger?

en, of, terwijl, omdat, zodat, nadat, als, toen, want, maar, dus

Slide 6 - Tekstslide

Samengestelde zinnen
- Wil je een ijsje of heb je liever een broodje hamburger?
- Ik leg mijn mobiel in de woonkamer, zodat ik niet word afgeleid bij het leren.
- Omdat het regent, is de wedstrijd afgelast. 

en, of, terwijl, omdat, zodat, nadat, als, toen, want, maar, dus

Slide 7 - Tekstslide

Samengestelde zinnen
- Wil je een ijsje of heb je liever een broodje hamburger?
- Ik leg mijn mobiel in de woonkamer, zodat ik niet word afgeleid bij het leren.
- Omdat het regent, is de wedstrijd afgelast. 

en, of, terwijl, omdat, zodat, nadat, als, toen, want, maar, dus

Slide 8 - Tekstslide

Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

Slide 9 - Tekstslide

Afkortingen
pv = persoonsvorm
ow = onderwerp
wg = werkwoordelijk gezegde
lv = lijdend voorwerp

Slide 10 - Tekstslide

Stappenplan zinsontleding
  1. Noteer de pv - vraagproef of tijdproef
  2. Zoek het ow - wie of wat + pv
  3. Zoek het wg - noteer alle ww in de zin
  4. Zoek het lv - wat (soms wie) + gez. + ow?

Slide 11 - Tekstslide

Hoofdletter
  • Aan het begin van een zin
  • Als de zin met 's begint, krijg je een spatie en wordt de volgende letter een hoofdletter: 's Morgens ben ik vrolijk.
  • Bij namen
  • Bij woorden die van namen zijn gemaakt: Woerdense, Noord-Brabantse

Slide 12 - Tekstslide

Geen hoofdletter!
  • dagen
  • maanden
  • seizoenen
  • windstreken

Slide 13 - Tekstslide

Leestekens: komma
  • Tussen delen van een opsomming (behalve voor het woord en)
  • Tussen twee persoonsvormen
  • Voor voegwoorden
  • NIET bij en/of

Slide 14 - Tekstslide

Leestekens: dubbele punt 
  • Als je iets aankondigt of opsomt
  • Als je iemand citeert:
    Jasper zei: 'Overmorgen ben ik jarig.'
  • Citaat: iemands woorden precies opschrijven

Slide 15 - Tekstslide

Leestekens: aanhalingstekens 
  • Als je iemand citeert:
    Jasper zei: 'Overmorgen ben ik jarig.'
  • Citaat: iemands woorden precies opschrijven
  • Het citaat begint altijd met een hoofdletter.
  • Staat het citaat vooraan? Dan geen dubbele punt, maar komma!
    'Overmorgen ben ik jarig', zei Jasper.

Slide 16 - Tekstslide

Bijvoeglijke naamwoorden 
  • korte vorm en lange vorm
  • Maak een lange vorm van:
    - lekker
    - lief
    - grijs
    - fris
    - traag
  • Let op! Stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden vaak: - en

Slide 17 - Tekstslide

Meervouden op -s
  • Meestal -s aan het woord vast, tenzij je het anders verkeerd uitspreekt.
  • - tafel
    - speldje
    - oma
    - kiwi
    - baby
  • Woorden op -y krijgen ook een 's.

Slide 18 - Tekstslide

Meervouden op -en
  • Zet -en achter het woord. 
  • - lamp
    - mug
    - kaas
    - duif
    - boot
  • Soms moet je meer veranderen.

Slide 19 - Tekstslide

Verkleinwoorden
  • Let op! Bij woorden die eindigen op de klinkers a, é, o en u wordt de klinker verdubbeld.
  • Pizza
  • Café
  • Auto
  • Paraplu
  • Let op! Bij woorden die eindigen op medeklinker + y komt een apostrof.
  • Baby

Slide 20 - Tekstslide

Zelfstandig werken
  • Je werkt in stilte
  • Kijk opdracht 1 t/m 5 vanaf blz. 236 na via het nakijkblad of maak de opdrachten af.
  • Maak online van cursus 7 paragraaf 8 (spellingsalarm) en paragraaf 9 (mixopdrachten)
  • Heb je vragen? Sla deze even over. Over vijf minuten kan je ze stellen.
  • Klaar? Maak online van cursus 7 paragraaf 1 (herhaling leerjaar 1) en/of werk in Numo. 
timer
5:00

Slide 21 - Tekstslide

Samenwerken
  • Je mag rustig overleggen
  • Kijk  opdracht 1 t/m 5 vanaf blz. 236 na via het nakijkblad of maak de opdrachten af.
  • Maak online van cursus 7 paragraaf 8 (spellingsalarm) en paragraaf 9 (mixopdrachten)
  • Heb je vragen? Steek je hand op.
  • Klaar? Maak online van cursus 7 paragraaf 1 (herhaling leerjaar 1) en/of werk in Numo. 
timer
35:00

Slide 22 - Tekstslide

Huiswerk
Datum:
- donderdag 1 februari
Maken:
  • - online van cursus 7 paragraaf 8 (spellingsalarm)

Slide 23 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Ik kan bijvoeglijke naamwoorden spellen.
  • Ik kan meervouden spellen.
  • Ik kan verkleinwoorden spellen.

Slide 24 - Tekstslide

Evaluatie
  • Wat heb je geleerd deze les?
  • Wat ging er goed?
  • Wat kan beter?

Slide 25 - Tekstslide

Tot de volgende les!

Slide 26 - Tekstslide