Staatsinrichting is de wijze waarop de staat, zijn regering en zijn bestuur zijn ingericht.
Bij geschiedenis leer je vooral hoe dit in Nederland is ontstaan;
Bij maatschappijleer leer je vooral hoe dit in Nederland werkt
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4
In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
Wat is staatsinrichting?
Staatsinrichting is de wijze waarop de staat, zijn regering en zijn bestuur zijn ingericht.
Bij geschiedenis leer je vooral hoe dit in Nederland is ontstaan;
Bij maatschappijleer leer je vooral hoe dit in Nederland werkt
Slide 1 - Tekstslide
1795-1801:
Bataafse Republiek
Revolutie o.l.v. de Patriotten: zij willen meer van het volk (...en zijn wel klaar met de Oranjes)
De Patriotten krijgen hulp van de Fransen
Frankrijk bezet Nederland (1795-1813) en erfstadhouder Willem V moet vluchten naar Engeland
Slide 2 - Tekstslide
1789:
De Franse Revolutie
Strijd voor vrijheid, gelijkheid en broederschap
Einde aan Koninkrijk Frankrijk
Meer gelijkheid: einde aan de standenmaatschappij
Een grondwet
Slide 3 - Tekstslide
1795-1801:
Bataafse Republiek
Revolutie o.l.v. de Patriotten: zij willen meer van het volk (...en zijn wel klaar met de Oranjes)
De Patriotten krijgen hulp van de Fransen
Frankrijk bezet Nederland (1795-1813) en erfstadhouder Willem V moet vluchten naar Engeland
Slide 4 - Tekstslide
1815: Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
Napoleon verslagen bij Waterloo
Zoon van prins Willem V wordt koning Willem I
Nederland krijgt een grondwet en een tweekamerstelsel
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden: Nederland, België en Luxemburg
Slide 5 - Tekstslide
Belgische Revolutie
1830
Tijdens de viering van de verjaardag van koning Willem I in Brussel,
slaat de vlam in de pan en komt het volk in opstand.
Ruim een maand later roepen de Belgen hun onafhankelijkheid uit
Slide 6 - Tekstslide
Video
High Speed History:
Wanneer werd België onafhankelijk?
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
1840-1848:
Koning Willem II
Conservatief: geen ruimte voor veranderingen
Regeert, min of meer, als absolute vorst
Moet niets weten van democratie
Moeizame relatie met zijn vader
Slide 9 - Tekstslide
Hoe zag het bestuur van Nederland er uit
tussen 1815-1848?
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Revolutiejaar
1848
De ‘erfgenamen van de Franse Revolutie’, de Liberalen, komen tot de conclusie: "Alles is weer hetzelfde als vóór de Franse Revolutie!"
Overal zitten er weer koningen op de Europese tronen en ondanks 'een grondwet' is er maar weinig democratie.
Slide 12 - Tekstslide
Revolutiejaar
1848
De ‘erfgenamen van de Franse Revolutie’, de Liberalen, komen tot de conclusie: "Alles is weer hetzelfde als vóór de Franse Revolutie!"
Overal zitten er weer koningen op de Europese tronen en ondanks 'een grondwet' is er maar weinig democratie.
Slide 13 - Tekstslide
Paniek bij de vorsten
in heel Europa!
Ook in Den Haag... ...koning Willem II wordt 'in één nacht' liberaal
Slide 14 - Tekstslide
Gevolgen (2)
Parlementaire democratie(=parlement heeft het laatste woord)
Constitutionele monarchie(=koning moet zich aan de grondwet houden)
Verandering van het parlementaire stelsel ("Hoe wordt het parlement gekozen?", "Wie heeft welke macht?")
Slide 15 - Tekstslide
Gevolgen (1)
De leider van de Nederlandse Liberalen: Johan Rudolf Thorbecke maakt een nieuwe grondwet:
Koning is onschendbaar
Ministeriële verantwoordelijkheid
Dit betekent: de ministers zijn verantwoordelijk voor de daden van de regering (ook: voor de daden van de koning)
Slide 16 - Tekstslide
Nieuwe Grondwet
1848
Slide 17 - Tekstslide
Trias Politica
Belangrijk onderdeel van een parlementaire democratie
Verdeling van de macht in het land in drie machten
Bedacht in Frankrijk in 18e eeuw, toen de koning alle macht(en) had.
Iemand kan maar bij één van de drie machten horen.
Slide 18 - Tekstslide
Trias Politica
(Driemachtenleer)
Slide 19 - Tekstslide
Hoe zag het bestuur
van Nederland er
vanaf 1848* uit?
*de meeste onderdelen zijn vandaag nog steeds geldig
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Grondrechten
Grondrechten staan Hoofdstuk 1 van de Grondwet (van 1983)
Het belangrijkste onderdeel, het anti-discriminatie-artikel, is Artikel 1
Ze zijn bedacht in een tijd dat grondrechten niet vanzelfsprekend waren.
Er wordt een onderscheid gemaakt in Klassieke- en Sociale grondrechten
Slide 22 - Tekstslide
Klassieke grondrechten
Beschermen ons tegen de overheid
Geven ons rechten tegen een te machtige overheid
Staan sinds 1848 in de Grondwet
Klassiek betekent: 'iets van vroeger, maar niet verouderd'
Slide 23 - Tekstslide
bijvoorbeeld:
Artikel 1: Anti-discriminatie artikel
Artikel 2: Wie is Nederlander?
Artikel 4: Kiesrecht
Artikel 7: Vrijheid van meningsuiting
Artikel 8: Recht op vereniging
Artikel 9: Recht op vergadering
Artikel 10: Onaantastbaarheid van de persoonlijke levenssfeer
Artikel 11: Onaantastbaarheid van het lichaam
Artikel 13: Briefgeheim
Slide 24 - Tekstslide
Sociale grondrechten
Plichten van de overheid
Zorgen voor een goed bestaan
Zijn pas later (1983) in de Grondwet opgenomen, hoewel ze al eerder bestonden.
Slide 25 - Tekstslide
bijvoorbeeld:
Recht op veilig bestaan
Recht op onderwijs
Recht op gezondheidszorg
Recht op woongelegenheid
Recht op bewoonbaar gebied
Recht op rechtsbijstand
Recht op werk
Slide 26 - Tekstslide
Coalitie en oppositie
In Nederland is geen enkele partij groter dan de meerderheid van de Tweede Kamer.
Om die meerderheid wel te hebben, moeten partijen samenwerken.
Partijen die in de regering samenwerken, heten: coalitie.
Partijen die niet in de regering zitten, maar wel in de Tweede Kamer, heten: oppositie
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Video
Luxemburgse kwestie
1867
Frankrijk is bang voor een te machtige Noord-Duitse Bond (voorloper van Duitsland)
Frankrijk wil Luxemburg daarom kopen van Nederland: dat was geen enkel probleem! (koning Willem III was ook groothertog van Luxemburg)
Maar...Luxemburg is lid van de Noord-Duitse Bond!
Slide 29 - Tekstslide
Luxemburgse kwestie
1867
Frankrijk is bang voor een te machtige Noord-Duitse Bond (voorloper van Duitsland)
Frankrijk wil Luxemburg daarom kopen van Nederland: dat was geen enkel probleem! (koning Willem III was ook groothertog van Luxemburg)
Maar...Luxemburg is lid van de Noord-Duitse Bond!
Slide 30 - Tekstslide
Van onhandige diplomatie
tot internationaal conflict
In eerste instantie was de Noord-Duitse Bond akkoord en kon Willem III zijn zoon naar Parijs sturen om de verkoop te regelen.
Maar Von Bismarck (Noord-Duitse Bond) veranderde zijn mening, en dreigde Frankrijk en Nederland met oorlog!
Nederland schrikt en verkoopt Luxemburg toch niet..
Slide 31 - Tekstslide
...eind goed, al goed?
Sinds de Luxemburgse kwestie neemt een regering altijd ontslag als de meerderheid van het parlement dat wil. Dit wordt de Vertrouwensregel genoemd. Het is geen wet, maar een ongeschreven regel.
Het Nederlandse parlement hoorde pas achteraf dat er een oorlogsdreiging was geweest, en vond dat de ministers weg moesten.
De ministers wilden dat niet, en werden hierin gesteund door Willem III
Het parlement besloot daarom alle financiële plannen van de ministers af te keuren: nu móesten de ministers wel opstappen.
Sindsdien neemt een regering altijd ontslag als de meerderheid van het parlement dat wil.
Slide 32 - Tekstslide
Taken van het parlement
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Hoofdtaken Eerste Kamer
Controleren van de regering (controlerende taak)
Chambre du reflection (Kamer van reflectie = nogmaals, vooral technisch, bekijken van een wetsvoorstel dat al door de Tweede Kamer is goedgekeurd)
Slide 35 - Tekstslide
Hoofdtaken Tweede Kamer
Controleren van de regering (controlerende taak)
Maken van wetten (wetgevende taak)
Slide 36 - Tekstslide
Controlerende instrumenten (rechten) van de Eerste- en Tweede Kamer (1)
Recht van budget (goed- of afkeuren van de staatsbegroting
Recht van enquête (tot op de bodem uitzoeken van een bepaalde zaak)
Vragenrecht: recht om het kabinet vragen te stellen ('vragenuurtje')
Slide 37 - Tekstslide
Controlerende instrumenten (rechten) van de Eerste- en Tweede Kamer (2)
Recht van interpellatie(minister verplichten tot een debat)
Motierecht: recht om een motie (een wens van de Kamer) in te dienen
Slide 38 - Tekstslide
Wetgevende instrumenten (rechten) die alleen de Tweede kamer heeft
Recht van amendement (wetsvoorstellen aanpassen)
Recht van initiatief(Kamerleden kunnen zelf met een wetsvoorstel komen i.p.v. de minister)
Slide 39 - Tekstslide
Van wetsvoorstel
tot wet
Slide 40 - Tekstslide
Wie mogen met een wetsvoorstel komen?
Ministers (ondersteuning vanuit een ministerie)
Kamerleden mogen met een voorstel voor een nieuwe wet komen (recht van initiatief) of een wijziging op een wetsvoorstel indienen (recht van amendement)
Slide 41 - Tekstslide
Slide 42 - Tekstslide
Wie was koning van Nederland tijdens het Revolutiejaar?
A
Lodewijk Napoleon
B
Willem I
C
Willem II
D
Willem III
Slide 43 - Quizvraag
Welke landen horen bij het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden?