1. 1 Een nieuwe grondwet T4 2024

Historisch Overzicht 
vanaf 1848



Nederland van 1848 tot 1914
1. Een nieuwe grondwet
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Historisch Overzicht 
vanaf 1848



Nederland van 1848 tot 1914
1. Een nieuwe grondwet

Slide 1 - Tekstslide

Deelvraag 1.1
Aan het eind van deze les weet je : Welke gevolgen had de grondwet van 1848 voor het bestuur van Nederland?
Grondwet: Belangrijkste wet van een land waarin staat hoe het land wordt bestuurd en wat de rechten van de inwoners zijn

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Tekstslide

1815: Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
  • Napoleon verslagen bij Waterloo

  • Zoon van prins Willem V wordt koning Willem I

  • Nederland krijgt een grondwet en een tweekamerstelsel

  • Verenigd Koninkrijk der Nederlanden: Nederland, België en Luxemburg

Slide 5 - Tekstslide

Willem I
In 1815 werd Nederland een koninkrijk.

Koning Willem I had de macht

Slide 6 - Tekstslide

Willem II  (1840)
  • Conservatief: geen ruimte voor veranderingen

  • Regeert, min of meer, als absolute vorst

  • Moet niets weten van democratie


Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Revolutiejaar 1848
  • Onrust in veel landen, volk wil meer inspraak
  • Koning Willem II in een nacht van   mening veranderd.
  • Thorbecke mag een nieuwe   grondwet maken.
  • In deze grondwet verliest de   koning zijn macht.

Slide 9 - Tekstslide

Gevolgen 
  • De leider van de Nederlandse Liberalen: Johan Rudolf Thorbecke maakt een nieuwe grondwet:

  1. Koning is onschendbaar
  2. Ministeriële verantwoordelijkheid

  • Dit betekent: de ministers zijn verantwoordelijk voor de daden van de regering (dus ook voor de daden van de koning)

Slide 10 - Tekstslide

NL werd een parlementaire democratie

De grondwet van 1848 maakt Nederland een parlementaire democratie. 
-> Het parlement wordt gekozen door de burgers en heeft grote invloed op het bestuur. 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Censuskiesrecht
De grondwet van 1848 gaf het volk inspraak in het parlement d.m.v. verkiezingen.

Maar....
Je mocht alleen stemmen als je een man boven de 25 jaar was en voldoende belasting betaalde (censuskiesrecht)

Slide 13 - Tekstslide

De macht is opgedeeld in Nederland (verdeelde macht)
De macht is sinds 1848 verdeeld over 3 groepen:
- De wetgevende macht: parlement
- De uitvoerende macht: regering
- De rechterlijke macht: rechters

Je kunt maar bij één macht tegelijk horen.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

§Bron 5 blz. 15

Slide 16 - Tekstslide

Verdeelde macht
Het parlement heeft niet alle macht. 
De macht is in ons land namelijk in drie stukken opgedeeld

  • Wetgevende macht (parlement)
  • Uitvoerende macht (regering)
  • Rechterlijke macht (rechters)

Je kan maar bij één  macht tegelijk horen!

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag
 Klassikaal:  1, 2, 4, 5 en 6

Zelf: opdr 3

Nabespreken opdr 3



 

Slide 18 - Tekstslide

Klassieke grondrechten
  • De overheid mocht niet te machtig worden
  • Burgers krijgen bescherming door klassieke grondrechten:
     - Vrijheid van godsdienst
     - Vrijheid van meningsuiting
     - Vrijheid van vereniging/vergadering  
     - Vrijheid van drukpers
     - Vrijheid van onderwijs

Slide 19 - Tekstslide

De Tweede Kamer

  • 150 zetels. De verkiezingen bepalen hoeveel zetels (stoelen) een partij krijgt
  • Om beslissingen te nemen moet er een meerderheid voor een wetsvoorstel stemmen (de helft + 1)
  • Daarom moeten partijen samenwerken: de coalitiepartijen
  • Zij leveren ministers voor de regering.
  • De partijen die niet in de regering zitten zijn oppositiepartijen

Slide 20 - Tekstslide

Coalitie en oppositie

Slide 21 - Tekstslide

Coalitie en oppositie

Slide 22 - Tekstslide

Aan de slag
 Klassikaal:  7, 8 en 9

 

Slide 23 - Tekstslide

De taken van het parlement
(1e en 2e kamer)
1. Maken en goedkeuren van wetten
   recht van initiatief  (wetsvoorstel indienen)   (alleen 2e)
   recht van amendement  (wijzigen) (alleen 2e)
2. controleren van de regering
    recht van budget ( wat doet de minister met het geld, uitleg)
    recht van interpellatie  (om informatie vragen bij minister)
    recht van enquete (onderzoek laten doen naar ..)

Slide 24 - Tekstslide

Koning Willem III
1849 - 1890

Slide 25 - Tekstslide

De Luxemburgse Kwestie 1867
  • Willem III was ook nog groothertog van Luxemburg. Luxemburg was onderdeel van de Duitse Bond (en dus niet van NL!)
  • WIllem III wilde Luxemburg aan Frankrijk verkopen, zodat de Duitse Bond minder sterk zou zijn.
  • De Duitse bond  hoort dit en wil oorlog. Overleg en een oplossing: Luxemburg werd onafhankelijk.

Slide 26 - Tekstslide

Gevolg van de Luxemburgse Kwestie 1867
  • Het parlement was niet ingelicht door de ministers. Het parlement vertrouwde de regering niet langer en wilde dat zij af zouden treden.
  • De regering weigerde en werden gesteund door de koning. De koning was onschendbaar. Maar de regering moest wel aftreden omdat het parlement geen financiële steun meer gaf

Slide 27 - Tekstslide

VÓÓR 1848
VANAF 1848
Koning heeft alle macht
Ministeriële verantwoordelijkheid
Constitutionele monarchie
Parlementaire democratie
Koning is onschendbaar 

Slide 28 - Sleepvraag

Wat is 'censuskiesrecht'?
A
Alleen rijke mannen en vrouwen hadden kiesrecht
B
Alleen de koning bepaalde wie mocht stemmen
C
Alleen de adel en kooplieden mochten stemmen
D
Alleen rijke mannen hadden kiesrecht

Slide 29 - Quizvraag

Hoe reageerde Koning Willem II op de opstanden?
A
Niet, hij dacht dat het wel over zou gaan.
B
Hij liet de grondwet herzien
C
Hij zorgde voor lagere voedselprijzen
D
Hij ging met de regering in gesprek

Slide 30 - Quizvraag

In 1848 heeft Thorbecke de grondwet geschreven.

Thorbecke was :
A
Liberaal
B
Conservatief
C
Confessioneel
D
Socialist

Slide 31 - Quizvraag

Waarom was de Luxemburgse kwestie belangrijk
A
De koning maakte hiermee duidelijk dat hij de baas was
B
De regering maakte hiermee duidelijk dat zij de baas was
C
Nederland maakte duidelijk dat zij de baas waren over Luxemburg
D
Het parlement maakte duidelijk dat zij de baas was

Slide 32 - Quizvraag

Recht van interpellatie
Recht van initiatief
Recht van enquete
Parlement mag een groot onderzoek doen
Ministers en Kamerleden mogen wetsvoorstellen indienen
Een minister om informatie vragen of vragen stellen.

Slide 33 - Sleepvraag

In welk jaar kreeg Nederland een nieuwe grondwet?
A
1840
B
1848
C
1850
D
1858

Slide 34 - Quizvraag

Aan de slag
Maak 1.1
Volgende week dinsdag teken ik dit af

Slide 35 - Tekstslide