Formuleren: dubbelop en verwijswoorden

Welkom
Pak je laptop, zet hem aan en log in op LessonUp. 

                                                    Nederlands havo 4
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Pak je laptop, zet hem aan en log in op LessonUp. 

                                                    Nederlands havo 4

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Formuleren
Ik kan dubbelopfouten herkennen

Ik ken de regels van verwijswoorden. 

Ik kan verwijswoorden correct gebruiken. 


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Slide 5 - Video

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

De import van mondkapjes uit het buitenland is de laatste maanden met meer dan 300 procent gestegen.
A
Contaminatie
B
Correct
C
Pleonasme
D
Tautologie

Slide 12 - Quizvraag

Als overheid zijnde ontkomen we er niet aan om de coronamaatregelen wekelijks te evalueren.
A
Contaminatie
B
Correct
C
Pleonasme
D
Tautologie

Slide 13 - Quizvraag

Ik heb toestemming van de directeur van het verzorgingshuis om mijn oma volgende week te mogen bezoeken.
A
Contaminatie
B
Correct
C
Pleonasme
D
Tautologie

Slide 14 - Quizvraag

1. Deze trendviewer heeft vroeger vaak rake voorspellingen gedaan, maar kennelijk zat hij er bij het voorspellen van de nieuwste woningtrends klaarblijkelijk behoorlijk naast.
2. Veel ouders verbieden hun studerende kinderen om naast hun studiefinanciëring geen lening af te sluiten bij commerciële banken, want die vragen een veel hogere rente.
3. De voorzitter van de mr stelde als eis dat de directie alle stukken voor de vergadering minimaal één week van tevoren moest aanleveren.
Contaminatie
Dubbele ontkenning
Onjuiste herhaling
Pleonasme
Tautologie

Slide 15 - Sleepvraag

Opdracht
  • H7 P1: dubbelop maken + nakijken
  • Klaar? Gan naar H7 P2
timer
15:00

Slide 16 - Tekstslide

Verwijswoorden
De-woorden: die/deze 
mannelijk (concreet): hij/hem/zijn
vrouwelijk (abstract): -heid-, -teit-, -nis, -schap, -de, -te, -ei, -ing, -ie, -iek, -ica, -theek, -tuur, -ine, -age, -is, -uur, -st) 
ze (dingen)/zij/haar

Het-woorden: onzijdig dat/dit/het/hem/zijn

Slide 17 - Tekstslide

Dus:
Mannen: vastpakken
Vrouwen: ongrijpbaar

Het: onzijdig

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Verwijswoorden
hen: lv of na vz
Ik stuur hen door naar de volgende ronde. (wie/wat stuur ik?)
Ik geef het aan hen door. (kast- en vakantiewoorden)

hun: bez. vnw of mv
Ik geef hun door dat je wat later bent. (aan wie/voor wie geef ik door?) 
Dat zijn hun spullen. (direct voor zn, is van die personen)
Deze spullen zijn van hen. (na voorzetsel en niet direct voor zn)

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Verwijswoorden
wat (i.p.v. dat)
1. na overtreffende trap - dit is het mooiste wat ik ooit las.
2. hele zin: ik ga vanmiddag zwemmen, wat ik heel leuk vind.
3. bij onbepaald vnw: er is niets wat ik niet kan leren.

wie of waar
wie + voorzetsel: personen  Hij is degene op wie ik het meest vertrouw.
waar + voorzetsel: dingen/dieren   Dat een plus een twee is, is iets waarop je kan vertrouwen.

Slide 22 - Tekstslide

Verwijswoorden
Let op! Antecedent

Bepaal waarnaar het woord verwijst en kies dan het juiste verwijswoord.


De commissie van gekke mensen verkoopt haar clubhuis.

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht
  • H7 P2 maken en nakijken
  •  Start een samenvatting.

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk

  • Dubbelop + verwijswoorden opdrachten af + nagekeken
  • 11 maart boek 4

Slide 25 - Tekstslide