In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
6.5 Het Netvlies
Slide 1 - Tekstslide
Terugblik
Slide 2 - Tekstslide
Wat is GEEN onderdeel van het oog ?
A
Netvlies
B
Vaatvlies
C
Hoornvlies
D
Traanvlies
Slide 3 - Quizvraag
Wat is de pupil?
A
Een zwart deel in je oog
B
Een opening in je iris
C
een opening in je hoornvlies
D
een opening in je lens
Slide 4 - Quizvraag
Buitenkant van
het oog
Wenkbrauwen
Oogleden met wimpers
Traanklieren en traanbuisjes
Oogwit
Pupil en Iris
Slide 5 - Tekstslide
Zet de woorden in de juiste volgorde.
Het licht dat je oog binnenkomt gaat langs:
-->
-->
-->
-->
glasachtig lichaam
hoornvlies
lens
pupil
netvlies
Slide 6 - Sleepvraag
Het licht dat je oog binnenkomt gaat langs .....
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Wat is accommoderen?
A
Regelen van de hoeveelheid licht dat in het oog mag komen.
B
Scherpstellen van het oog door de bolling van de ooglens te veranderen.
C
Scherpstellen van het oog door de iris te vergroten of te verkleinen.
Slide 9 - Quizvraag
Accomoderen
Het boller of platter maken van de ooglens
om scherp te kunnen zien
Slide 10 - Tekstslide
Netvlies
Licht gaat door: hoornvlies, ooglens, glasachtig lichaam - netvlies.
Zintuigcellen zetten prikkel om in impulsen - hersenen
Slide 11 - Tekstslide
Netvlies
Netvlies bestaat uit 2 lagen:
een laag zintuigcellen en een laag zenuwcellen.
Slide 12 - Tekstslide
Waar de oogzenuw zit is de blinde vlek, daar zitten geen zintuigcellen
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Zintuigcellen
Kegeltjes
Staafjes
Slide 15 - Tekstslide
Kegeltjes
Veel licht
Rood, groen, blauw licht.
Andere kleuren door samenwerken van verschillende kegeltjes.
Details (lezen/tv kijken)
Liggen rond de gele vlek.
Scherp kijken: ogen richten zodat beeld in gele vlek valt.
Slide 16 - Tekstslide
Staafjes
Weinig licht
Schemering
Grijs en zwart-wit
Geen details
Verspreid over het netvlies, niet in de gele vlek.
Slide 17 - Tekstslide
Zenuwcellen
Tegen glasachtig lichaam.
Geleiden impulsen gevormd in de staafjes en kegeltjes via de oogzenuw naar de hersenen.
Slide 18 - Tekstslide
Zintuigcellen: op een rijtje
Kegeltjes
Staafjes
Werken bij veel licht
Werken bij weinig licht
Zie je kleuren (rood, groen, blauw)
Zie je contrasten in grijs en zwart-wit
Details zien (lezen en tv-kijken)
Geen details
In en rondom de gele vlek
Verspreid over het gehele netvlies
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
Kleurenblind
Sommige kegeltjes werken niet goed.
Roodgroenkleurenblindheid is de meest voorkomende kleurenblindheid.
Slide 21 - Tekstslide
Hoera....
Slide 22 - Tekstslide
Benoem de verschillende onderdelen van het netvlies.
uitloper zenuwcel
staafje
kegeltje
zenuwcel
blinde vlek
oogzenuw
gele vlek
Slide 23 - Sleepvraag
Wij hebben een doorzichtige laag die voor ons oog zit. Hoe heet deze laag?
A
Hoornvlies
B
Harde oogvlies
C
Netvlies
D
Vaavlies
Slide 24 - Quizvraag
Hoe heet onderdeel wat wij zien van het vaatvlies, aan de voorkant van het oog?
A
Hoornvlies
B
Pupil
C
Vaatvlies
D
Iris
Slide 25 - Quizvraag
Met welk onderdeel van het oog kun je het oog alle kanten opdraaien?
A
Glasachtig lichaam
B
Vaatvlies
C
Pupil
D
Oogspier
Slide 26 - Quizvraag
Welk onderdeel van je oog brengt de informatie naar je hersenen?
A
Hoornvlies
B
Oogzenuw
C
Netvlies
D
Iris
Slide 27 - Quizvraag
Oudere mensen kunnen dikwijls de krant alleen zonder bril lezen, als ze deze met gestrekte armen voor zich houden. Welke van de genoemde veranderingen kan daarvan de oorzaak zijn?
A
troebelheid hoornvlies
B
troebelheid lens
C
verminderen van elasticiteit lens
D
groter worden van de afstand tussen lens en netvlies
Slide 28 - Quizvraag
Van buiten naar binnen kom je in je oog drie lagen tegen, wat is de juiste volgorde?
A
Netvlies, Vaatvlies, harde oogvlies
B
Vaatvlies, Netvlies, harde oogvlies
C
Harde oogvlies, vaatvlies, netvlies
Slide 29 - Quizvraag
Op welke plek van het netvlies moet het licht vallen/samenkomen?
A
Blinde vlek
B
Gele vlek
C
Vaatvlies
D
Hoornvlies
Slide 30 - Quizvraag
Zet in meest logische volgorde: -impuls -prikkel -zintuig -hersenen-impuls -reactie
A
-prikkel-impuls-reactie-impuls-zintuig-hersenen
B
-impuls-hersenen-zintuig-prikkel-impuls-reactie
C
-zintuig-impuls-impuls-hersenen-prikkel-reactie
D
-prikkel-zintuig-impuls-hersenen-impuls-reactie
Slide 31 - Quizvraag
Waar ontstaat een impuls na een prikkel?
A
in de zintuigcellen
B
in het zintuig
C
in de hersenen
D
in de prikkel
Slide 32 - Quizvraag
Bij oogonderzoek wordt wel eens gebruik gemaakt van stoffen waardoor pupilverwijding optreedt. Door de stoffen worden bepaalde spieren tijdelijk verlamd. Welke spieren zijn tijdelijk verlamd, waardoor deze pupilverwijding optreedt?
A
oogspieren
B
kringspieren in de iris
C
spieren in straalvormig lichaam
D
straalsgewijs lopende spieren in de iris
Slide 33 - Quizvraag
Kunnen niet-adequate prikkels in een zintuigcel impulsen opwekken?
Zo ja, in welke gevallen?
A
Nee
B
ja, niet-adequate prikkels wekken impuls op als ze heel zwak zijn
C
ja, niet-adequate prikkels wekken een impuls op als ze heel sterk zijn
D
ja, niet-adequate prikkels met dezelfde sterkte als adequate wekken ook een impuls op
Slide 34 - Quizvraag
voor welke drie kleuren licht zijn de drie typen kegeltjes van de mens gevoelig?
Slide 35 - Open vraag
noem drie typen zintuigen/receptoren die in de huid te vinden zijn.