5.5: energiegebruik deel 2 energiekosten berekenen
Klassen plattegrond
Robynn Nynke
Stijn Bowe
Tim Jelte
Leeg
Lars Ansaar
Suusje Fleur
Leeg
Leeg
Lobke Jikke
Daniel Floris
Isa Hiske
Joey Nick
Emma Maaike
Ferre Wietse Jan
Bureau
Elsa Robina
deur
Luna Lieke
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuur, Leven en TechnologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1
In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Klassen plattegrond
Robynn Nynke
Stijn Bowe
Tim Jelte
Leeg
Lars Ansaar
Suusje Fleur
Leeg
Leeg
Lobke Jikke
Daniel Floris
Isa Hiske
Joey Nick
Emma Maaike
Ferre Wietse Jan
Bureau
Elsa Robina
deur
Luna Lieke
Slide 1 - Tekstslide
Welkom!
5.5: energiekosten berekenen
Pak je werkboek, etui en IPad erbij.
Slide 2 - Tekstslide
Programma van deze les
Terugblik vorige les
Planning tot de toets
Nieuwe lesstof: energiekosten berekenen
Zelfstandig werken aan opdrachten
Slide 3 - Tekstslide
Hoe werkt een botsauto?
Slide 4 - Tekstslide
Formule energieverbruik
E = energie in Joule (J)
P = vermogen in Watt (W)
t = tijd in seconde (s)
E=P⋅t
Slide 5 - Tekstslide
1 Watt is gelijk aan:
E=P⋅t
A
1 Joule per seconde
B
1 kiloJoule per uur
C
1 ampere per seconde
D
1 volt per seconde
Slide 6 - Quizvraag
Een waterkoker van 2000 W doet er een minuut over om het water voor 1 kopje thee te koken. Hoeveel energie heeft de waterkoker gebruikt om het water te laten koken?
Slide 7 - Open vraag
Planning tot de toets
Volgende week: oefenen voor de toets en bezig met elektrospel
4 december: toets (en indien mogelijk werken aan elektrospel)
11 december: presenteren elektrospel
Slide 8 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt de hoeveelheid energie berekenen in Joule (J) en in kilowattuur (kWh).
Je kunt uitleggen in welke situaties je de hoeveelheid energie berekent in Joule en wanneer je kWh gebruikt.
Je kunt energiekosten berekenen.
Slide 9 - Tekstslide
Formule energieverbruik
E = energie in Joule (J)
P = vermogen in Watt (W)
t = tijd in seconde (s)
E=P⋅t
Een waterkoker van 2000 W doet er een minuut over om het water voor 1 kopje thee te koken. Hoeveel energie heeft de waterkoker gebruikt om het water te laten koken?
2000 x 60 = 120.000 J of 120 kJ
Slide 10 - Tekstslide
Formule energieverbruik
E = energie in Joule (J)
P = vermogen in Watt (W)
t = tijd in seconde (s)
E=P⋅t
Je gaat 6 potten thee zetten voor je hele klas, de waterkoker van 2000 watt doet hier 30 minuten over. Hoeveel energie heb je gebruikt om dit te doen?
2000 x 1800 = 3.600.000 J of 3.600 kJ
Slide 11 - Tekstslide
E = energie in Joule (J)
P = vermogen in Watt (W)
t = tijd in seconde (s)
P = vermogen in kilowatt (kW)
t = tijd in uur (h)
E = energie in kilowattuur (kWh)
E=P⋅t
Je gaat 6 potten thee zetten voor je hele klas, de waterkoker van 2000 watt doet hier 30 minuten over. Hoeveel energie heb je gebruikt om dit te doen?
2000 W = 2 kW en 30 minuten = 0,5 h
E = 2 x 0,5 = 1 kWh
Slide 12 - Tekstslide
1 kWh is gelijk aan:
A
1 Joule
B
1.000 Joule
C
3.600 Joule
D
3.600.000 Joule
Slide 13 - Quizvraag
kWh-meter
Je energieverbruik in huis wordt bijgehouden op een kilowattuurmeter of kWh-meter.
Slide 14 - Tekstslide
Energiekosten
Eens per jaar geef je de meterstanden door aan de energiemaatschappij en die berekenen hoeveel je moet betalen voor je energieverbruik.
Slide 15 - Tekstslide
Dit jaar heeft je gezin 3000 kWh aan elektrische energie gebruikt. De stroomprijs was gemiddeld 40 eurocent per kWh. Hoeveel moet je dit jaar betalen aan stroom?
A
120 euro
B
1.200 euro
C
12.000 euro
D
120.000 euro
Slide 16 - Quizvraag
Voorbeeldopdracht
Je hebt je waterkoker van 2000 watt deze maand in totaal
90 minuten gebruikt. De stroomprijs is 40 cent per kWh.
Hoeveel kostte het gebruik van de waterkoker deze maand?