les 30 Hoe kan de plot een verhaal spannend maken?

- Welkom!
- Pak je spullen voor je: lesboek, schrift en pen. 

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

- Welkom!
- Pak je spullen voor je: lesboek, schrift en pen. 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma voor vandaag
  • Nakijken
  • Lesdoel
  • Herhaling fictiebegrippen
  • Uitleg
  • Zelf aan de slag
  • Afsluiting




Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelf nakijken les 18 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
- Aan het einde van de les kan je benoemen welke manieren er zijn om de plot van een verhaal spannend te maken.

- Aan het einde van de les kan je deze manieren uitleggen. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Personages
Karakter
  • Belangrijkste personage in een verhaal. 
  • Meestal één hoofdpersoon. Maar soms ook meer. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Personages - Karakter
  • je weet wat hij denkt en voelt;
  • je weet wat zijn karaktereigenschappen zijn
  • (is niet alleen maar goed of slecht);
  • hij maakt een ontwikkeling door;
  • kan keuzes maken;
  • lijkt op een echt mens.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Personages - Karakter
Hoofdpersoon (= karakter):
  • Wordt uitgebreid beschreven: je leest wat deze persoon denkt en voelt.
  • Heeft meestal een probleem of opdracht in het verhaal dat opgelost of volbracht moet worden. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Personages - Type
  • je weet gedachten en gevoelens niet;
  • ze veranderen niet;
  • ze reageren vaak voorspelbaar;
  • zijn vaak oppervlakkig;

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Personages - Type
Bijpersoon (=type)
  • je komt weinig te weten;
  • je komt alleen te weten over een bijpersoon wat de hoofdpersoon hierover vertelt.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Personages - beschrijving
Je kunt personages beschrijven aan de hand van:
  • Uiterlijk
  • Kenmerken (geslacht, leeftijd, gezondheid, achtergrond)
  • Karaktereigenschappen
  • Relaties met andere personages

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De plot

Het begin, verloop en einde van 
wat een personage in een 
verhaal meemaakt, noem je ook 
wel de 'verhaallijn' of de 'plot'. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spanning creëren
Doordat je de inhoud of de afloop van een verhaal nog niet kent, ontstaat er spanning.
Een schrijver heeft verschillende manieren tot zijn beschikking om deze spanning zo lang mogelijk vast te houden: 
  • springen tussen verhaallijnen
  • afkappen van de verhaallijn
  • uitstelling van de ontknoping  
  • plotwendingen

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Springen tussen verhaallijnen
Op een spannend moment springt de schrijver over naar het perspectief of de verhaallijn van een ander personage. 

Bijvoorbeeld: in soapseries of in boeken met met meerdere personages.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afkappen van de verhaallijn
Een schrijver kan een cliffhanger gebruiken. 
Hij kapt dan op dat moment de verhaallijn af op het moment dat de spanning het grootst is. 

Bijvoorbeeld: bij de aflevering van GTST net voor de zomer. Of zoals in het filmpje bij Pretty little liars

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Video

In dit tweede fragment uit Pretty Little Liars is de cliffhanger een schokkende gebeurtenis of onthulling. Deze cliffhanger volgt vaak nadat het lijkt alsof alles weer goed is gekomen, en komt daarom extra hard binnen bij de kijker. 
Uitstellen van de ontknoping
De schrijver stelt de ontknoping uit tot het allerlaatste moment. 

Bijvoorbeeld: in een detective weet je al dat er een moord gepleegd is, maar kom je er pas op het laatste achter wie de moordenaar is en waarom hij de moord heeft gepleegd.


Ook in het televisieprogramma WIe is de mol wordt dit gedaan. 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitstellen van de ontknoping
De schrijver stelt de ontknoping uit tot het allerlaatste moment. 

Bijvoorbeeld: in een detective weet je al dat er een moord gepleegd is, maar kom je er pas op het laatste achter wie de moordenaar is en waarom hij de moord heeft gepleegd.


Ook in het televisieprogramma WIe is de mol wordt dit gedaan. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plotwendingen
Een schrijver kan je ook op het verkeerde spoor zetten; je denkt dan dat je weet hoe het verhaal afloopt of verdergaat, maar dat blijkt ineens anders te zijn. 
Bijvoorbeeld: toch iemand anders is de dader of een verhaal blijkt allemaal een droom te zijn. 

In veel tekenfilmseries ligt de plot al vast. Bijvoorbeeld in Tom & Jerry waarbij de kat Tom altijd probeert de muis Jerry te vangen, maar dit lukt nooit. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een detective of politieserie begint vaak met de misdaad. Je weet al wat er is gebeurd, alleen nog niet hoe. Hoe noemen we deze techniek?
A
wisselen in verhaallijn
B
cliffhanger
C
uitstellen van de ontknoping
D
plottwist

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke techniek zet de schrijver je op het verkeerde been?
A
wisselen in verhaallijn
B
cliffhanger
C
uitstellen van de ontknoping
D
plottwist

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lees fragment 1
In dit fragment zijn 2 plotwendingen aan te wijzen. Welke 2? 

Je kan ze zo in de volgende dia benoemen. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke twee plotwendingen heb je net gelezen?

Slide 22 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Fragment 1 komt uit het eerste hoofdstuk van 'De Passievrucht'. In de rest van het boek probeert Armin erachter te komen wie de vader van zijn zoon is. Hoe noem je deze techniek?
A
wisselen in verhaallijn
B
cliffhanger
C
uitstellen van de ontknoping
D
plottwist

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit wat een plot is.

Slide 24 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je deze techniek?

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Aan  de slag !
Wat? Maken opdracht 1 t/m 9
Waar? Les 30
Hoe? Individueel of in tweetallen
Tijd? 20 min.
Hulp? Boek, klasgenoot of docent
Klaar? Stillezen of huiswerk ander vak.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies