In deze les zitten 25 slides, met tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
2.2 Meer dan één kracht
Slide 1 - Tekstslide
Voorkennis
Bij een wedstrijd armpjedrukken kunnen de twee tegenstanders elkaar lang in evenwicht houden. Ook al drukken ze zo hard ze kunnen, hun handen komen niet in beweging. Zolang de kracht naar links even groot is als de kracht naar rechts, verandert er niets.
Slide 2 - Tekstslide
De zwaartekracht is even groot als de veerkracht.
De krachten heffen elkaar op omdat ze tegenwerken en even groot zijn.
De tas hangt dus stil.
Slide 3 - Tekstslide
Normaalkracht
De normaalkracht is de kracht van de ondergrond op het voorwerp.
Bi Bij evenwicht is de zwaartekracht gelijk gelijk aan de normaalkracht.
FZ=FN
Slide 4 - Tekstslide
Verschillende krachtmeters. Hoe stugger de veer, des te groter de kracht die je kan meten is.
Slide 5 - Tekstslide
Kracht en uitrekking
Het verband tussen de kracht en
uitrekking bij een veer is
rechtevenredig.
D.w.z; 2 keer meer kracht,
dan ook 2 keer meer
uitrekking.
Slide 6 - Tekstslide
Grafiek
Je krijgt een rechte lijn door de
oorsprong. Deze lijn zegt iets
over de stugheid van de veer.
Slide 7 - Tekstslide
Veerconstante formule
C=uF
C = veerconstante
(N/m)
F = kracht
(N)
u = uitrekking
(m )
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
De resultante bepalen
De resultante is de optelsom van alle krachten, ookwel nettokracht of somkracht genoemd.
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Extra; krachten onder een hoek
Slide 13 - Tekstslide
Belang lesdoel
Je krijgt een practicum over de veerconstante.
Berekeningen met C=F/u leveren veel punten op.
Je begrijpt waarom dingen wel of niet bewegen.
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Noteer de formule voor de veerconstante met de
betekenis en eenheden.
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Maak de tabel af t/m 4 gewichtjes en teken de grafiek in je schrift.
Slide 19 - Tekstslide
Voorbeeld
Een veer is 23,5 cm lang als er niets aanhangt, en 33,1 cm als er een gewichtje van 350 gram aanhangt.
Bereken met deze gegevens de veerconstante van de veer.
Slide 20 - Tekstslide
Gegevens u = 33.1-23,5 = 9,6 cm
m = 350 g = 0,35 kg
Gevraagd C = ?
Uitwerking F = mg = 0,35 x 9,8 = 3,43 N
C=uF
=9,63,43
= 0,36 N/cm
Slide 21 - Tekstslide
Voorbeeld
De nulstand van een veer is 15 cm. Als de veerconstante 42 N/m is en de kracht op de veer 6N is, wat wordt dan de lengte van de veer ?