6.2 deel 2/6.3/6.4

6.2 Afweer
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

6.2 Afweer

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Welke cellen starten de specifieke afweer?
A
T-helper lymfocyten
B
cytotoxische T-lymfocyten
C
antigeen presenterende cellen
D
B-plasmacellen

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Wat zijn de genummerde delen in de afbeelding?
A
1 antistof 2 ziekteverwekker 3 antigeen
B
1 antigeen 2 ziekteverwekker 3 antistof
C
1 ziekteverwekker 2 antistof 3 antigeen
D
1 antigeen 2 antistof 3 ziekteverwekker

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Bij welke type afweer worden geheugencellen gemaakt?
A
Alleen bij cellulaire afweer
B
Alleen bij humorale afweer
C
Zowel cellulaire als humorale afweer
D
Bij geen van beide

Slide 16 - Quizvraag

humorale afweer
cellulaire afweer
B-lymfocyten
antistoffen
T-lymfocyten
cytotoxische- cellen
plasmacellen
gericht tegen geïnfecteerde lichaamscellen
gericht tegen ziekteverwekkers buiten de cellen

Slide 17 - Sleepvraag

B-lymfocyten maken antistoffen die de bacteriën onschadelijk maken. Dit is...
A
Aspecifieke en humorale afweer
B
Specifieke en humorale afweer
C
Aspecifieke en cellulaire afweer
D
Specifieke en cellulaire afweer

Slide 18 - Quizvraag

De specifieke afweer heeft twee typen: cellulaire en humorale afweer.
Bij welke worden T-geheugencellen gemaakt?
A
cellulaire afweer
B
humorale afweer

Slide 19 - Quizvraag

Wat moet je weten?
-Hoe word je ziek van een virus? 6.1
- Verschil tussen intern en extern milieu 6.1
- Verschil tussen antigenen en antistoffen 6.2
- Verschillende vormen afweer (chemisch/mechanisch/aangeboren/verworven) 6.2
- Weg van eerste blootstelling antigeen tot geheugencellen (cellulair en humoraal) 6.2
-Het mechanisme achter inenten 6.3
- Verschil resistentie vs immuniteit en de functie van antibiotica 6.2/6.3
- Wat is het verschil tussen B-lymfocyten en T-lymfocyten in naam en functie? 6.2
- Bloedgroepen (AB0 + Rhesus) 6.4

Slide 20 - Tekstslide

6.3

Slide 21 - Tekstslide

Immuniteit
Incubatietijd
De tijd tussen binnendringen van ziekteverwekker   --> ziekteverschijnselen
Primaire reactie
De vorming van antistoffen na het eerste contact   +  de vorming van B-geheugencellen
Secundaire reactie
Geheugencellen vormen snel antistoffen, na opnieuw contact met dít antigeen  -->   niet ziek --> dus je bent immuun.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Bekijk de afbeelding
Het immuunsysteem reageert anders na een secundaire infectie.

Welke conclusie kan NIET uit dit diagram getrokken worden?
A
Het duurt langer na een secundaire infectie voordat er antistoffen worden geproduceerd
B
Na een secundaire infectie blijft de antistof-concentratie langer op peil
C
Er worden na een secundaire infectie meer antistoffen geproduceerd

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Afhankelijk van hoe er geimmuniseerd wordt, vindt er wel of geen reactie van de lymfocyten plaats. 
Wat is het verschil tussen actieve en passieve immunisatie? Sleep de term naar de bijbehorende omschrijving.
Antigenen worden geintroduceerd, de lymfocyten reageren en er ontstaan geheugencellen
antistoffen worden geintroduceerd, de lymfocyten reageren niet en er wordt geen geheugen opgebouwd
actieve immunisatie
passieve immunisatie

Slide 28 - Sleepvraag

Vaccineren is een voorbeeld van ....
A
natuurlijke en actieve immunisatie
B
natuurlijke en passieve immunisatie
C
kunstmatige en actieve immunisatie
D
kunstmatige en passieve immunisatie

Slide 29 - Quizvraag

Een zuigeling drinkt melk van de moeder. Dit is een voorbeeld van? In de melk zitten antistoffen.
A
natuurlijke en actieve immunisatie
B
natuurlijke en passieve immunisatie
C
kunstmatige en actieve immunisatie
D
kunstmatige en passieve immunisatie

Slide 30 - Quizvraag

Het gif van een zwarte mamba (zie afbeelding) is zeer giftig. Een onbehandelde beet zal binnen een uur leiden tot de dood van het slachtoffer. Ook bij de mens.
Er moet zeer snel een antigif worden toegediend. Dit is een voorbeeld van...
A
natuurlijke en actieve immunisatie
B
natuurlijke en passieve immunisatie
C
kunstmatige en actieve immunisatie
D
kunstmatige en passieve immunisatie

Slide 31 - Quizvraag

Maarten heeft als klein kind de bof gehad, waardoor hij deze ziekte niet nog een keer zal oplopen.

A
natuurlijke en actieve immunisatie
B
natuurlijke en passieve immunisatie
C
kunstmatige en actieve immunisatie
D
kunstmatige en passieve immunisatie

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Video

Wat is het verschil tussen immuniteit en resistentie?

Slide 34 - Open vraag

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Bloedklontering, waarom gebeurt dit?

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Hemolyse: afbraak rode bloedcellen, klonteren van bloed

Slide 41 - Tekstslide

Een persoon met bloedgroep 0 heeft in zijn bloed antistoffen tegen...
A
geen enkele andere bloedgroep
B
alleen tegen bloedgroep A
C
alleen tegen bloedgroep B
D
tegen zowel bloedgroep A als B

Slide 42 - Quizvraag

Welke bloedgroep kan alle bloedgroepen ontvangen?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep O
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep B

Slide 43 - Quizvraag

Resus factor
Resus positief: Resus antigenen op rode bloedcellen
Resus negatief: Geen resus antigenen op de rode bloedcellen

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Resusbaby
  •  bij een resus-negatieve moeder antistoffen worden gevormd tegen de resus-positieve bloedcellen van de baby
  • deze antistoffen zorgen voor  schade bij de baby.
  • Die schade komt dan voort uit de afbraak van rode bloedcellen bij de baby.

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

Welke bloedgroep kan alle bloedgroepen ontvangen?
A
Bloedgroep AB-
B
Bloedgroep O-
C
Bloedgroep AB+
D
Bloedgroep O+

Slide 49 - Quizvraag

In ambulances wordt ook bloed meegenomen. Als een patient veel bloed verloren heeft kan dit direct gegeven worden. Van welke donor is het bloed dat gebruikt wordt in deze noodsituaties afkomstig?
A
Bloedgroep AB-
B
Bloedgroep O-
C
Bloedgroep AB+
D
Bloedgroep O+

Slide 50 - Quizvraag

Slide 51 - Video