Goniometrie - De eenheidscirkel

De eenheidscirkel
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 2 min

Onderdelen in deze les

De eenheidscirkel

Slide 1 - Tekstslide

Eenheidscirkel en draaiingshoek (    )
sin (     ) =                    
y-as 
cos (     ) =                  
x-as
tan (     ) =                  
α
α
α
α

Slide 2 - Tekstslide

De eenheidscirkel
Om de definities van sin(α), cos(α) en tan(α) uit te breiden tot hoeken groter dan 1/2 π en hoeken kleiner dan 0, kun je de eenheidscirkel gebruiken. Dat is de cirkel rond de oorsprong met straal 1. de sinus en de cosinus van een hoek vind je als volgt. Leg het ene been van die hoek langs de positieve x-as. Het andere been snijdt de cirkel in een punt P. Hiernaast zie je dat voor een scherpe hoek α. De straal van de cirkel is 1. Daarom is OQ = cos(α) en QP = sin(α). Met andere woorden de coördinaten van P zijn ( cosα, sinα)

Slide 3 - Tekstslide

Kwadranten
De coördinaten verdelen het vlak in vier delen (kwadranten). Ze worden genummerd zoals in de figuur aangegeven.

Slide 4 - Tekstslide

Kwadranten 
leg je een hoek β van 2 radialen (114,6) in de eenheidscirkel, dan komt P in het tweede kwadrant. Je spreekt af dat net als bij scherpe hoeken geldt dat de coördinaten van P zijn (cos (β), sin(β)) Met de GR vind je cos(2) = -0,42 en sin(2) = 0,91. Je ziet dat van een hoek in het tweede kwadrant de cosinus negatief en de sinus positief is. 

Slide 5 - Tekstslide

Pythagoras
In de driehoek OPQ luidt de stelling van pythagoras: (sin(α))² +(cos(α))²=1.
Meestal wordt dit uitgeschreven als: sin²(α)+ cos²(α)=1.

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld
Als je weet sin(α)= 0,6 en α in II, dan kun je cos(α) als volgt berekenen: Pythagoras zegt: cos²(α)=1 -sin²(α) = 1-0,36 = 0,64 
cos(α) = 0,8.
Omdat (α) in II ligt, voldoet alleen cos(α) = -0,8

Slide 7 - Tekstslide

Eenheidscirkel
graden
0
30
45
60
90
180
270
360
radialen
0
21π
41π
61π
31π
grad
360
?
rad
?
2π
π
23π
2π

Slide 8 - Tekstslide

De eenheidscirkel

Slide 9 - Tekstslide

De draaihoek b van 2 radialen =
A
57,3
B
114,6
C
0,0175
D
2 graden

Slide 10 - Quizvraag

In de eenheidscirkel hebben we 4 kwadranten. Als de bovenste 2 kwadranten positief zijn dan spreken we over de?
A
Sinus
B
Cosinus
C
Tangens
D
Geen van allen

Slide 11 - Quizvraag

In de eenheidscirkel hebben we 4 kwadranten. Als de rechter 2 kwadranten positief zijn dan spreken we over de?
A
Sinus
B
Cosinus
C
Tangens
D
Geen van allen

Slide 12 - Quizvraag

In de eenheidscirkel hebben we 4 kwadranten. Als de bovenste 2 kwadranten negatief (links) en positief (rechts) zijn dan spreken we over de?
A
Sinus
B
Cosinus
C
Tangens
D
Hoe bedoel je?

Slide 13 - Quizvraag

In de driehoek OPQ luidt de stelling van Pythagoras: (sin(α))² +(cos(α))²=1. Vaak geschreven als sin²(α)+ cos²(α)=1. Als sin(α)= 0,6 en α in I. Wat is de cosinus. Gebruik bovenstaande rekenregel
A
0,64
B
0,8
C
-0,8
D
-0,64

Slide 14 - Quizvraag

In de driehoek OPQ luidt de stelling van Pythagoras: (sin(α))² +(cos(α))²=1. Vaak geschreven als sin²(α)+ cos²(α)=1. Als sin(α)= 0,8 en α in II. Wat is de cosinus. Gebruik bovenstaande rekenregel
A
0,2
B
0,6
C
-0,2
D
-0,6

Slide 15 - Quizvraag

In de driehoek OPQ luidt de stelling van Pythagoras: (sin(α))² +(cos(α))²=1. Vaak geschreven als sin²(α)+ cos²(α)=1. Als sin(α)= -0,6 en α in III. Wat is de cosinus. Gebruik bovenstaande rekenregel
A
-0,8
B
-0,64
C
-0,36
D
0,8

Slide 16 - Quizvraag