wk.43 Werkwoordspelling

Welkom 
Nederlands

Je legt klaar:

leesboek, lesboek, laptop,
schrift en etui

1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 35 min

Onderdelen in deze les

Welkom 
Nederlands

Je legt klaar:

leesboek, lesboek, laptop,
schrift en etui

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Lesplanning

2. Instructie werkwoordspelling.
3. Geef de titel van je leesboek en de opdracht voor het fictiedossier door.
4. Werken aan huiswerk/fictiedossier.



Slide 3 - Tekstslide

Werkwoordspelling

Slide 4 - Tekstslide

Doelen
- je kunt persoonsvormen (PV) in de o.t.t en o.v.t juist spellen
- je kunt persoonsvormen (PV) in samengestelde zinnen herkennen 
- je kunt het voltooid deelwoord (vd) juist spellen
- je kunt het voltooid deelwoord (vd) als bijvoeglijk naamwoord spellen 
- je kent de acht werkwoordsvormen en -tijden (HA/A)

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Slide 7 - Link

Slide 8 - Link

Hij ....... (vinden) dit een leuk boek.
A
vind
B
vindt

Slide 9 - Quizvraag

Hij vindt dit een leuk boek.
Is 'vindt' in deze zin de persoonsvorm?
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quizvraag

Hoe vind je de pv in een zin?
A
Tijdproef
B
Zin vragend maken
C
Zin in andere tijd zetten
D
A, B en C zijn juist

Slide 11 - Quizvraag

....... (worden) jij morgen met de auto naar school gebracht?
A
word
B
wordt

Slide 12 - Quizvraag

Tegenwoordige tijd 
Als de persoonsvorm (pv) in de tegenwoordige tijd staat, zijn er 3 mogelijkheden:

1. ik-vorm
2. ik-vorm + t
3. Hele werkwoord (bij meervoud)

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeelden

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Voorbeelden

Slide 16 - Tekstslide

Mijn vinger ........ (bloeden), omdat ik mij heb gesneden met de kaasschaaf.
A
bloed
B
bloedt

Slide 17 - Quizvraag

....... (snijden) jij je wel eens aan de kaasschaaf?
A
snijd
B
snijdt

Slide 18 - Quizvraag

Je (geloven) ... toch niet dat iedereen zo'n spellingsboek (bestellen) ...?
A
gelooft, bestelt
B
geloofd, besteld
C
geloovt, besteldt
D
geloovd, bestelt

Slide 19 - Quizvraag

Je gelooft toch niet dat iedereen zo'n spellingsboek bestelt?
Wat is de PV? (gebruik de tijdsproef!)
Tekst
A
gelooft
B
bestelt
C
gelooft en bestelt
D
gelooft en iedereen

Slide 20 - Quizvraag

Een zin met twee persoonsvormen is een samengestelde zin.
Je vindt de pv's door de ...... te gebruiken
A
tijdsproef
B
vraagzin

Slide 21 - Quizvraag

Mijn vinger bloedt, omdat ik mij heb gesneden met de kaasschaaf.
Persoonsvorm(en)?
A
bloedt
B
bloedt en heb
C
heb
D
bloedt en gesneden

Slide 22 - Quizvraag

Tekst
zwakke werkwoorden
sterke werkwoorden
Fietsen
douchen
rennen
schilderen
zwemmen
lopen
eten
geven
zoeken

Slide 23 - Sleepvraag

Sterke werkwoorden in de vt
Zijn sterk om te veranderen van klank.
zitten  - zaten
geven   -  gaven

Je schrijft het werkwoord zoals je het hoort.

Slide 24 - Tekstslide

Zwakke werkwoorden in de vt
/
/

Slide 25 - Tekstslide

Vul in de o.v.t.:
Toen ik mijn toets Wiskunde (maken) ... , (duimen) ... Janita voor mij.
A
maakte, duimte
B
maakde, duimte
C
maakte, duimde
D
maakde, duimde

Slide 26 - Quizvraag

Toen ik mijn toets Wiskunde maakte, duimde Janita voor mij.
Dit is een samengestelde zin.
A
Nee
B
Ja

Slide 27 - Quizvraag

Vul in de o.v.t.
De politie (verrichten) ... wekenlang onderzoek naar de inbraken.
A
verrichte
B
verrichtte

Slide 28 - Quizvraag

Vul in: o.v.t.
Ik (tobben) ... veel over mijn cijfers na mijn examen.
A
tobde
B
tobte

Slide 29 - Quizvraag

Mijn docent-------(verlaten, o.v.t) de school als laatst.
A
verlaatte
B
verliet

Slide 30 - Quizvraag

Voltooid deelwoord
van sterke werkwoorden eindigt meestal op -en:

Ik ben naar school gelopen.
Hij heeft in het meer gezwommen.
Hij wordt in zijn been gebeten.

Slide 31 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Van zwakke werkwoorden:

Gebruik 't kofschip - regel!
Zit de laatste letter van de stam in 't kofschip?

Slide 32 - Tekstslide

Voltooid deelwoord 
/
/

Slide 33 - Tekstslide

Wat is het voltooid deelwoord?
Ik heb zijn verhaal nooit geloofd.
A
heb
B
geloofd

Slide 34 - Quizvraag

Welke werkwoorden staan ook meestal in de zin bij een voltooid deelwoord?
A
hebben
B
zijn
C
worden
D
hebben, zijn , worden

Slide 35 - Quizvraag

We hebben vanmorgen een potje (voetballen).
A
gevoetbalt
B
gevoetbald

Slide 36 - Quizvraag

Hoe spel je het vd?
De buren zijn gisteren (verhuizen).

A
verhuist
B
verhuisd
C
verhuizt
D
verhuizd

Slide 37 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?
De buren zijn gisteren verhuisd.

A
zijn
B
verhuisd

Slide 38 - Quizvraag

Hoe spel je het vd?
Heb je dat hele stuk (fietsen)?
A
gefietst
B
gefietsd

Slide 39 - Quizvraag

Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Wat is ook alweer een voltooid deelwoord?

Een voltooid deelwoord zegt iets over wat al is gebeurd.
In een zin met een voltooid deelwoord is de PV een vorm van hebben, zijn of worden

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Video

Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Wat is ook alweer een bijvoeglijk naamwoord (BN)?

Een bijv. nw (BN) zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
Bijvoorbeeld welke kleur, van welk materiaal of welke vorm;
een blauwe deur, het houten hutje, de grote trui

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Link

Wat is het voltooid dlw. als bijvoeglijk nw.?

Het standbeeld wordt verlicht.
Het ... standbeeld

Slide 44 - Open vraag

Wat is het voltooid dlw. als bijvoeglijk nw.?

Wij hebben vroeger veel brieven geschreven.
De ... brieven.

Slide 45 - Open vraag

Wat is het voltooid dlw. als bijvoeglijk nw.?

Mijn vader heeft vroeger veel muren geverfd.
De ... muren

Slide 46 - Open vraag

Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Wat is dan een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord?
Als een voltooid deelwoord voor een zelfstandig naamwoord wordt gezet.

We hebben veel kilometers gereden.-> De gereden kilometers
Mijn fietsband is eindelijk geplakt. -> De geplakte fietsband
De foto is vergroot. -> De vergrote foto
De muur in onze woonkamer is gewit. -> De gewitte muur

Slide 47 - Tekstslide

DUS... samengevat
  • Een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord: 
  • schrijf je met -en als het een sterk werkwoord is
  • de geschreven brief
  •  schrijf je met -e als het een zwak werkwoord is
  • de geverfde muur

  • schrijf je zo kort mogelijk, dus niet met dubbele letters
  • schrijf je wél met dubbele medeklinkers als het moet vanwege de spraak

Slide 48 - Tekstslide

Aan het werk ..... Huiswerk
  • TH
  • Digitale methode  Cursus 7 (Werkwoord)Spelling
  • paragraaf: 9 herhaling leerjaar 1
  • paragraaf 11: Voltooid deelwoord
  • paragraaf 13: Persoonsvorm in samengestelde zinnen
  • Maak alle opdrachten die voor jou klaar worden gezet!
  • Wanneer je score beneden de 80% is, laat dan de opdracht weer open zetten en verbeter jezelf nog eens!

Slide 49 - Tekstslide

werkwoordsvormen

Slide 50 - Woordweb

Werkwoordsvormen
  • Infinitief
  • pvtt
  • pvvt
  • gw
  • vd
  • od
  • vd of od als bn

Slide 51 - Tekstslide

Sleep de werkwoorden uit de zinnen in de goede kolom.
1. In de voorjaarsvakantie       Stan goedkoop                       in Tsjechië.
2. Mila           al haar kleedgeld                          voor een nieuwe jas.
3.          dat schilderij van Dalí echt zes miljoen                                in de veiling?
4. Het                  schilderij van Dali                                      voor meer dan zes miljoen.
persoonsvorm
infinitief
voltooid deelwoord
vd als bn
wil
gaan
skiën
heeft
opgespaard
Zou
hebben
gekost
geveilde
is
verkocht

Slide 52 - Sleepvraag

Aan het werk ..... Huiswerk
  • Digitale methode  Cursus 7 (Werkwoord)Spelling
  • paragraaf 9: Herhaling leerjaar 1
  • paragraaf 11 (HA) /12 (A): Persoonsvorm in samengestelde zinnen
  • paragraaf 13: Werkwoordsvormen en -tijden
  • Maak alle opdrachten die voor jou klaar worden gezet!
  • Wanneer je score beneden de 80% is, laat dan de opdracht weer open zetten en verbeter jezelf nog eens!
  • Geef de titel en opdracht van het fictiedossier door!

Slide 53 - Tekstslide