KERN Les 53 en 54 getallen en afkortingen schrijven

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Bingo
- Kies je eigen getallen onder de 30
- Noteer per vakje 1 getal
- Schrijf de getallen in cijfers
- Wie als eerste een volle kaart heeft, roept Bingo!

Slide 2 - Tekstslide

Hoeveel getallen op jouw bingokaart schrijf je in letters?

Slide 3 - Open vraag




LESDOEL:
Je leert wanneer je getallen in cijfers of in letters EN hoe je afkortingen schrijft. 

Slide 4 - Tekstslide

Getallen in letters
- Getallen tot twintig
- Tientallen tot honderd
- Ronde getallen met honderd, duizend, miljoen

twee, twintig, driehonderd, twaalf miljoen

Slide 5 - Tekstslide

Getallen in letters
Let op!

Ronde getallen met duizend schrijf je als één woord: zesduizend
Woorden met miljoen en miljard schrijf je los. 

Slide 6 - Tekstslide

Getallen in cijfers
- Getallen vanaf 20 die niet rond zijn
- Jaartallen en datums
- Temperatuur
- Gewicht
- Maten
- Bedragen
- Snelheden

Slide 7 - Tekstslide

Welke is goed geschreven?

A
12 miljoen
B
12.000.000
C
twaalf miljoen

Slide 8 - Quizvraag

Klik de goede spelling van de getallen aan.
A
Een pak suiker weegt 2 kilogram.
B
Een pak suiker weegt twee kilogram.
C
Een pak suiker weegt 2 kg.
D
Een pak suiker weegt twee kg.

Slide 9 - Quizvraag

Klik de goede spelling van de getallen aan.
A
Bij 2 winkels zijn de chocopinda’s in de aanbieding.
B
Bij twee winkels zijn de chocopinda’s in de aanbieding.

Slide 10 - Quizvraag

Klik de goede spelling van de getallen aan.
A
Gelukkig lagen er nog wel meer dan 50 zakken!
B
Gelukkig lagen er nog wel meer dan vijftig zakken!

Slide 11 - Quizvraag

afkortingen

Slide 12 - Tekstslide

Afkortingen
- Afkortingen schrijf je met een kleine letter, behalve als het om namen gaat. 

vmbo, NS

Slide 13 - Tekstslide

Afkortingen
- Gebruik geen punten in afkortingen als je ze letter voor letter uitspreekt. 
NS, wc, pc

Slide 14 - Tekstslide

Afkortingen
- Gebruik wel punten als je afkortingen uitspreekt alsof het hele woord er staat:

enz. 
a.s.
 i.v.m.

Slide 15 - Tekstslide

Afkortingen
- Gebruik een streepje tussen de afkorting en een woord als het een samenstelling is:

EHBO-app, vmbo-school

Slide 16 - Tekstslide

Afkortingen
- Afkortingen van (maat)eenheden, chemische elementen en termen uit de muziek worden symbolen genoemd. Ze worden zonder punt geschreven. 
cm
ha
CO2

Slide 17 - Tekstslide

 Dan nu aan het werk!
Les 53
Opdracht 1, 3, 8
Les 54
Opdracht 5, 6, 8

Slide 18 - Tekstslide




LESDOEL:
Je leert wanneer je getallen in cijfers of in letters EN hoe je afkortingen schrijft. 

Slide 19 - Tekstslide

Ik heb de lesstof begrepen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll