Zand- en lösslandschap

4.3 Het zand(-en löss)landschap
Hoe zorgden de mensen, die woonden op het zandlandschap, ervoor dat er landbouw mogelijk was? 
En waarom is het in Zuid-Limburg heuvelachtig?
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

4.3 Het zand(-en löss)landschap
Hoe zorgden de mensen, die woonden op het zandlandschap, ervoor dat er landbouw mogelijk was? 
En waarom is het in Zuid-Limburg heuvelachtig?

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je weet hoe de mensen vroeger landbouw mogelijk maakte op het zandlandschap.
  • Je begrijpt waarom het zandlandschap erg onvruchtbaar is.
  • Je begrijpt waarom het landschap in Zuid-Limburg heuvelachtig is.


Slide 2 - Tekstslide

Begrippen
Begrippen die horen bij het zandlandschap:
- Veeteelt
- Potstal
- Es
- Brink

Begrippen die horen bij het lösslandschap:
- Löss


Slide 3 - Tekstslide

Herhaling van vorige lessen
Wat weet je nog van paragraaf 4.1 en 4.2?

Slide 4 - Tekstslide

Wat bedoelen we met NAP? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
Nederlands Algemeen Peil
B
Het gemiddelde zeeniveau waarmee de hoogte van het landschap wordt aangegeven.
C
Het gemiddelde zeeniveau waarmee de hoogte van een gebouw wordt aangegeven.
D
Normaal Amsterdams peil

Slide 5 - Quizvraag

Welke grondsoort houdt water beter vast?
A
Klei
B
Zand

Slide 6 - Quizvraag

Welk begrip wijst de pijl op het plaatje aan?
A
Een terp
B
Een dijk
C
Een polder

Slide 7 - Quizvraag

Waarom werden terpen begin 20e eeuw afgegraven?
A
De terpen waren niet meer nodig.
B
De terpen hielpen niet tegen het hoge water.
C
De grond van de terp was vruchtbaar.
D
De Groningers vonden de terpen niet mooi.

Slide 8 - Quizvraag

Een polder
Een stukje van een dijk
Een terpdorp

Slide 9 - Sleepvraag

Het zandlandschap
Het zandlandschap was één van de eerste landschappen in Nederland die bewoond werd door mensen. Deze landschappen liggen namelijk redelijk hoog boven NAP, waardoor de mensen weinig last hadden van overstromingen.

Er was echter één groot probleem.

Slide 10 - Tekstslide

Het onvruchtbare zandlandschap
Op een zandgrond kun je moeilijk je eten verbouwen: het is namelijk erg onvruchtbaar. Waarom is zand ook alweer zo onvruchtbaar?

Slide 11 - Tekstslide

Waarom is 'zand' een onvruchtbare grondsoort?

Slide 12 - Open vraag

1. Zand laat water goed door. Daarom zakt al het water te ver de bodem in.
3. De wortels van het plantje kunnen niet bij het water en de goede voedingsstoffen.
2. Het water neemt ook de goede voedingsstoffen in de bodem mee.

Slide 13 - Tekstslide

1. 
3. 
2. 

Slide 14 - Tekstslide

Hoe hebben de mensen dit probleem opgelost?
Aangezien de zandgronden onvruchtbaar waren, moesten de mensen iets verzinnen, waardoor ze tóch landbouw konden bedrijven. Hoe zou jij dit doen?

Slide 15 - Tekstslide

Hoe kun je ervoor zorgen dat je op zandgrond, tóch landbouw kunt bedrijven?

Slide 16 - Open vraag

De oplossing: mest!
De mensen gebruikten de mest van de veeteelt (en van de mensen) om op de weilanden te gooien. 
Zo kwamen er in de bodem toch de goede grondstoffen terecht en werd het water beter vastgehouden.

Slide 17 - Tekstslide

Potstal
De mest werd verzameld in de potstal. Wanneer de dieren terugkwamen van de heidevelden, poepten ze in de potstal. Er werd vervolgens hooi opgegooid. Zo ontstonden er lagen aan mest.

Slide 18 - Tekstslide

Een dag op het zandlandschap.

'S ochtends werden de dieren uit de potstallen gehaald en verzameld op de brink. Dit was een soort verzamelplaats. Vaak liepen alle boeren uit het dorp samen, met alle dieren die ze hadden, richting de plek waar ze de dieren lieten grazen.

Slide 19 - Tekstslide

Een brink in Aalden (Drenthe)
Een brink.
De brink was vaak een open plek, waar vroeger al het vee werd verzameld voordat het naar de heides werd gebracht.
Vandaag de dag, wordt het vaak gebruikt als een dorpsplein waar bijvoorbeeld markten worden gehouden.

Slide 20 - Tekstslide

De es
De akkers, waar de mest op werd gegooid, noemden de mensen de es.
De omgeving van Emmen bestond uit vele essen. Dit zie je soms nog terug in plaatsnamen. Wat dacht je bijvoorbeeld van de wijk 'Bargeres'?

Slide 21 - Tekstslide

Van de zandgronden, naar het lösslandschap in Zuid-Limburg

Slide 22 - Tekstslide

Zuid-Limburg

Slide 23 - Tekstslide

Dat is zwaar fietsen, met al die heuvels!

Slide 24 - Tekstslide

Waarom is Zuid-Limburg zo heuvelachtig?
Dit heeft alles te maken met de rivier die al duizenden jaren door het landschap heen stroomt!

Maar welke rivier was dit ook alweer?

Slide 25 - Tekstslide

Welke rivier stroomt door Zuid-Limburg?
A
De Maas
B
De Rijn
C
De IJssel
D
De Waal

Slide 26 - Quizvraag

De Maas
De rivier die voor de heuvels in Limburg heeft gezorgd is de Maas.
De hoofdstad van Limburg is dan ook vernoemd naar de Maas, namelijk: Maastricht.

Slide 27 - Tekstslide

Uitleg ontstaan heuvels in Zuid-Limburg
Bekijk de filmpjes in de dia's hierna. Hierin wordt uitgelegd hoe de heuvels in Zuid-Limburg zijn ontstaan.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Slide 30 - Video

Verwerkingsopdracht 4.3
Drie (kleine) opdrachten die je moet doen:
1. Je beschrijft hoe vroeger één dag van een boer, wonend op het zandlandschap, eruit zag. In dit verhaal laat je: de begrippen terugkomen en de eerste twee leerdoelen. Je mag dit verhaal schrijven in de vorm van een dagboek, of in de vorm van een lesboek (voor op school).

2. Je maakt een (route-)kaart voor de boer waarop staat welke route hij elke dag moest lopen met zijn vee. Ook op deze routekaart laat je de begrippen terugkomen. Deze routekaart bevat ook een legenda. Op de volgende dia staat een voorbeeld van een legenda.

3. Je tekent hoe het heuvellandschap in Limburg is ontstaan (kijk nog eens naar het filmpje in deze LessonUp)

Slide 31 - Tekstslide

Een legenda
Een legenda is een overzicht van alle symbolen die terugkomen op je kaart.

Slide 32 - Tekstslide

Verwerkingsopdrachten voor leren van de toets
Je hebt nu alle lesstof van dit hoofdstuk gehad.
Kijk eens op Magister.Me naar alles wat je moet leren.
Kies vervolgens wat je gaat doen:
- Toetsvragen + antwoorden maken;
- Begrippenkaartjes maken (zie ook de begrippenlijst);
- Maak woordwebben van de drie verschillende paragrafen;
- Stripverhaaltjes maken over paragraaf 4.1 en 4.3 (van 4.2 heb je er namelijk al eentje gemaakt)

Slide 33 - Tekstslide