Grammatica havo 3 markland

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Was machen wir heute?

  • Grammatik wiederholen und üben
  • 1. haben en sein
  • 2. sterke en zwakke werkwoorden
  • 3. voltooid tegenwoordige tijd
  • 4. onvoltooid verleden tijd van haben, sein en werden
  • 5. telwoorden en kloktijden
  • 6. tijdsbepalingen met im, am, um, von  ... bis

Slide 2 - Tekstslide

'haben' en 'sein'
De werkwoorden hebben en zijn zijn onregelmatig

Je hebt ze vaak nodig.
Zeker voor zinnen met een voltooid deelwoord.

Slide 3 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van het werkwoord haben in:
ich ....
A
habe
B
hast
C
habt

Slide 4 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord sein in:
ihr ...
A
sind
B
seit
C
seid

Slide 5 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in:
Wir .... eine Katze
A
ist
B
haben
C
habe
D
seid

Slide 6 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in:
Du .... die Tochter von Antje.
A
haben
B
ist
C
bist
D
hat

Slide 7 - Quizvraag

sterke en zwakke werkwoorden

Slide 8 - Tekstslide

In het Duits heb je, net als in het Nederlands, sterke en zwakke werkwoorden.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Welke sterke werkwoorden krijgen een klinkerverandering in de tegenwoordige tijd?
A
alle sterke werkwoorden
B
alle sterke werkwoorden met e en a in de stam
C
alle sterke werkwoorden met e in de stam
D
Alle sterke werkwoorden met e-a-i-u

Slide 10 - Quizvraag

Bij welke persoonlijke voornaamwoorden krijg ik die klinkerwisseling?
A
bij allemaal
B
bij du, er, sie, es en ihr
C
alleen bij het enkelvoud
D
du, er, sie en es

Slide 11 - Quizvraag

Leonie und Lisa ......... ihren Freunden.
(helfen)
A
helfen
B
hilfen
C
hilft
D
hielfen

Slide 12 - Quizvraag

Er ...... nacht Hause. (fahren)
A
fahre
B
fährt
C
fähre
D
fahrt

Slide 13 - Quizvraag

Zwakke werkwoorden:
warten-wartet-gewartet
de stamklinker blijft gelijk!
sterke werkwoorden:
helfen-half-geholfen
klinker verandert in de verleden tijd en vaak in het voltooid deelwoord

tegenwoordige tijd: 
ich helfe
du hilfst

Slide 14 - Tekstslide

Voltooid tegenwoordige tijd (Perfekt)
De voltooide tijd maak je met het werkwoord sein of haben + het voltooid deelwoord

Let op je hebt zwakke werkwoorden en sterke werkwoorden!

Slide 15 - Tekstslide

Zwakke ww

standaardregel:
ge+stam+t
 werkwoorden met stam op -d/-t:
ge+stam+et
werkwoorden die eindigen op -ieren:
geen ge-
niet scheidbare werkwoorden: 
stam+t 
(ich habe bestellt)
Sterke ww

standaardregel:
ge+stam+en

TIP:
1. bijna alle ww die in het Nederlands sterk zijn, zijn ook in het Duits sterk
2. bij sterke ww verandert de klinker in de verleden tijd

Slide 16 - Tekstslide

Ich habe in Hengelo .... (wohnen)
A
gewohnd
B
gewohnet
C
gewoont
D
gewohnt

Slide 17 - Quizvraag

Wir haben lange auf den Bus ... (warten)
A
gewarten
B
gewart
C
gewartet
D
gewartetet

Slide 18 - Quizvraag

Wie lange ..... du ....? (trainieren)
A
bist du getrainiert
B
habe du getrainierd
C
sind du trainierd
D
hast du trainiert

Slide 19 - Quizvraag

Ich .... nach Frankreich ..... (fahren)
A
habe gefahrt
B
bin gefahren
C
hat gefuhren
D
ist gefahret

Slide 20 - Quizvraag

Wir haben einen Text (lesen)
A
gelezen
B
geleest
C
gelesen
D
geliest

Slide 21 - Quizvraag

Onvoltooid verleden tijd (Präterium)
ich hatte             ich war              ich wurde
du hattest           du warst           du wurdest
er hatte              er war                er wurde
wir hatten            wir waren         wir wurden
ihr hattet              ihr wart            ihr wurdet
sie/Sie hatten      sie/Sie waren  sie/Sie wurden

gehabt                 gewesen         geworden -> voltooid deelwoord

Slide 22 - Tekstslide

.... ihr auch da, oder nicht? (waren)
A
waren
B
wart
C
war
D
warst

Slide 23 - Quizvraag

Er ..... keine Zeit. (had)
A
hatte
B
hat
C
hattest
D
hattet

Slide 24 - Quizvraag

Ich ..... gestern zu Hause. (was)
A
war
B
waren
C
warst
D
wart

Slide 25 - Quizvraag

Er ..... 16 Jahre alt. (werd)
A
wurde
B
würde
C
wurdet
D
wurden

Slide 26 - Quizvraag

Telwoorden

Slide 27 - Tekstslide

0 - null
1- eins
2- zwei
3- drei
4- vier
5- fünf
6- sechs
7- sieben
8- acht
9- neun
10- zehn
11- elf 
12- zwölf

21 - einundzwanzig
22 - zweiundzwanzig
23 - dreiundzwanzig
24 - vierundzwanzig
25 - fünfundzwanzig
26 - sechsundzwanzig
27 - siebenundzwanzig  
28 - achtundzwanzig
29 - neunundzwanzig



13- dreizehn
14- vierzehn
15- fünfzehn
16- sechzehn
17- siebzehn
18- achtzehn
19- neunzehn
20 zwanzig
30- dreißig
40- vierzig
50 fünfzig
60 sechzig
70- siebzig
80- achtzig
90 - neunzig
100 - hundert
1000-tausend

Slide 28 - Tekstslide

Wie schreibst du 68 auf Deutsch?
A
achtundsechszig
B
sechsundachtzig
C
sechundachtzig
D
achtundsechzig

Slide 29 - Quizvraag

Wie schreibst du 47 auf Deutsch?
A
siebundvierzig
B
siebenundvierzig
C
vierundsiebenzig
D
vierundsiebzig

Slide 30 - Quizvraag

Rangtelwoorden t/m 19 -> –te achter het uitgeschreven getal.
                            LET OP: erste, dritte, siebte en achte
Rangtelwoorden vanaf 20 ->  –ste achter het uitgeschreven getal.
                           Der zwanzigste Platz = De twintigste plaats.

Slide 31 - Tekstslide

derde
A
dreite
B
dritte
C
dritste

Slide 32 - Quizvraag

zesde
A
sechsste
B
sechste
C
sechte

Slide 33 - Quizvraag

negentiende
A
neunzehnte
B
neunzehnste
C
neunzehte

Slide 34 - Quizvraag

twintigste
A
zwanzigte
B
zwanzigge
C
zwanzigste

Slide 35 - Quizvraag

Kloktijden

Slide 36 - Tekstslide

Wie spät ist es?

A
Es ist sieben Uhr.
B
Es ist halb sechs.
C
Es ist Viertel nach zehn.

Slide 37 - Quizvraag

Wie spät ist es?

A
Es ist neun Uhr.
B
Es ist halb fünf .
C
Es ist Viertel vor neun.

Slide 38 - Quizvraag

tijdsbepalingen met im, am, um, von...bis
Tijdsbepalingen geven aan wanneer iets gebeurt. 
In het Duits gebruik je voor tijdsbepalingen vaak:
im Winter
am Montag
um drei Uhr
von fünf bis sieben

Slide 39 - Tekstslide

... Winter fahre ich Ski.
A
Am
B
Im
C
Um

Slide 40 - Quizvraag

Was machst du ... Samstag?
A
im
B
am
C
um

Slide 41 - Quizvraag

.... halb acht beginnt die Schule.
A
Im
B
Am
C
Um

Slide 42 - Quizvraag

Slide 43 - Tekstslide