4.2 Gedicht: Beeldspraak

Welkom 
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom 

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Warming up
Wat leer je in deze les?
Gedichten/poëzie
Talent 1.2 en 2.2

Slide 2 - Tekstslide

Z-B-A-E-S-N-L-E-T-A-T-A-E-R-N-S
• Verwijder zes letters uit de bovenstaande reeks en er zal een woord zichtbaar worden.
De letters dienen in dezelfde volgorde te blijven staan

Slide 3 - Tekstslide

Wat leer je in deze les?
Aan het einde van de les ken je drie soorten beeldspraak:
* metafoor
* vergelijking
* personificatie

Slide 4 - Tekstslide

poëzie

Slide 5 - Woordweb


Denkvierkant

Wat zijn de overeenkomsten?
 
Wat hebben ze met elkaar 
te maken? 

En.... 

Welke hoort er eigenlijk net niet bij?
Waarom niet en wat is je argument? 

Slide 6 - Tekstslide

Wat hebben deze voorwerpen met elkaar te maken?

Slide 7 - Woordweb

Welke hoort er net niet bij?
Geef je argument!

Slide 8 - Woordweb

Slide 9 - Video

Wat je in deze les leert ... over gedichten uit §4.2 Gedicht
1. Figuurlijk taalgebruik = beeldspraak (3)
                        1 vergelijking
                        2 personificatie
                        3 metafoor
2. Beeldspraak herkennen in muziekteksten en gedichten

Slide 10 - Tekstslide

Welk boek vind je een aanrader voor jouw klasgenoten?

Slide 11 - Woordweb

Is dit letterlijk of figuurlijk bedoeld?

Zij sprong een gat in de lucht na het horen van de uitslag.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 12 - Quizvraag

Beeldspraak
Je gebruikt het beeld om een mens, dier of ding te verduidelijken, om het meer kracht te geven. Beeldspraak is altijd figuurlijk bedoeld. 
Vergelijkingen, 
metaforen en 
personificaties 
zijn vormen van beeldspraak.

Slide 13 - Tekstslide

In reclame komt vaak beeldspraak voor.
Maar ook in spreekwoorden... 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Beeldspraak: Iets wordt vergeleken of vervangen door iets anders, een beeld.

Dat meisje
is zo onschuldig als een lammetje

 = werkelijkheid                                          = beeld

Slide 16 - Tekstslide

1. Vergelijking
In een vergelijking staan twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken:
De werkelijkheid, het object/ persoon én het beeld: 

                    Joris en Erik lijken als twee druppels water op elkaar. 

Er staat een verbindingswoord tussen object en beeld:  als,  zo … als, lijkt wel


Slide 17 - Tekstslide

Voorbeelden van vergelijkingen   
Hij ging er als een haas vandoor.

Hij lacht als een boer met kiespijn.

Slide 18 - Tekstslide

2. Metafoor
'De werkelijkheid' wordt helemaal vervangen door een beeld. 
Het is er nog wel, maar het wordt niet genoemd. Je moet het figuurlijk zien.

       Het schip der woestijn ( = kameel)
Een tsunami van nieuwe voorschriften ( = een enorme berg)
Zij is een spin in het web  ( = zij heeft veel contacten)

Slide 19 - Tekstslide

Bij een metafoor heb je....
A
Alleen maar een beeld
B
Een beeld en de werkelijkheid
C
Altijd het woordje 'als'
D
HUH? watte? Weet het niet meer... :(

Slide 20 - Quizvraag

Iedereen gebruikt metaforen, ook in de politiek! Luister naar Zondag met Lubach en zoek de metaforen

Slide 21 - Tekstslide

3. Personificatie
Met een personificatie stel je iets abstracts of
levensloos voor als iets levends:    

  • Het schip danste op de golven. 
  •  De wind fluisterde zacht haar naam. 
  • Schreeuwende kleuren van de natuur

Slide 22 - Tekstslide

Papier is geduldig.
Dit is een?
A
vergelijking
B
personificatie
C
metafoor

Slide 23 - Quizvraag

Pieter is als een sluwe vos te werk gegaan.
Dit is een?
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 24 - Quizvraag

Annie kwam aanrijden in haar koekblik.
Dit is een?
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Link

Wat?
Maak een keuze uit een van de liedjes op de website https://literatuurecl.weebly.com/poeumlzieproject-les-3.html. Je mag ook voor een ander liedje kiezen. 
Beluister het liedje en bekijk vervolgens de songtekst.  Zet 4 strofen van de muziektekst in Word of Google.docs.. 
Geef in de tekst aan welke vergelijkingen (rood), metaforen (groen) of personificaties (blauw) jij herkent. 
Hoe?
https://literatuurecl.weebly.com/poeumlzieproject-les-3.html  in opdracht 2 
Hulp?
Boek, klasgenoot, Lessonuples,  huisgenoot, Straver
Resultaat?
Huiswerk en met elkaar uitwisselen
Leerdoel
Beeldspraak: vergelijking, personificatie, metafoor
Klaar?
Bericht naar de toekomst schrijven als huiswerk
Daltontaak 9/10
Lezen
Lezen of kijken: Het Achterhuis downloaden of www.YouTube.com 
timer
20:00

Slide 27 - Tekstslide

Wat weet je nu?


1. Figuurlijk taalgebruik:
vergelijking, personificatie, metafoor 
2. Beeldspraak herkennen in muziekteksten en gedichten

Slide 28 - Tekstslide

Deze week maken:
Talent 1.2-> Maak opdracht 2-3-5
(vwo-> 6*)

Talent 2.2 -> Maak opdracht 1 t/m 6 en 8-9
(vwo-> opdracht 7)

Slide 29 - Tekstslide

Einde van de les

Slide 30 - Tekstslide