2.7 werkwoordelijk gezegde

Werkwoordelijk
Gezegde en zinsdeelstrepen
Nederlands 1.7 
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordelijk
Gezegde en zinsdeelstrepen
Nederlands 1.7 

Slide 1 - Tekstslide

timer
10:00
Lezen.....
SSSTT!

Slide 2 - Tekstslide

De persoonsvorm
  • Wat voor woord is de persoonsvorm?
  • Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm?

Jantien won gisteren de gouden medaille.
A
Jantien
B
won
C
gisteren
D
de gouden medaille

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?

Fiets jij elke ochtend naar school?
A
Fiets
B
jij
C
elke ochtend
D
naar school

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?

Wanneer ben jij jarig?
A
Wanneer
B
ben
C
jij
D
jarig

Slide 6 - Quizvraag

Ik kan de persoonsvorm in een zin vinden!
😒🙁😐🙂😃

Slide 7 - Poll

 Werkwoordelijk gezegde
  • Het werkwoordelijk gezegde is een zinsdeel.
  • Het werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in de zin.
  • De persoonsvorm is onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.
  • Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp ‘doet’ of ‘overkomt’.


Slide 8 - Tekstslide

oefenen voor de toets Gramm en spelling hfdst 2,7 en 2.8
+

werkwoordelijk gezegde, persoonsvorm en zinsdeelstrepen.

Slide 9 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
Werkwoordelijk gezegde: 

bestaat uit alle werkwoorden in een zin! 



Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
De meisjes zijn aan het tiktokken.
A
De meisjes
B
zijn aan het
C
zijn aan het tiktokken
D
zijn tiktokken

Slide 14 - Quizvraag

Het werkwoordelijk gezegde?

Wie was er vanmiddag aan het spelen?
A
wie
B
was
C
was spelen
D
was aan het spelen

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
Alle werkwoorden in een zin met uitzondering van de persoonsvorm
B
De persoonsvorm en alle zelfstandig naamwoorden in een zin
C
Alle werkwoorden in een zin inclusief de persoonsvorm
D
Het werkwoordelijk gezegde is een andere naam voor de persoonsvorm

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Ik kan dit niet betalen.
A
kan
B
betalen
C
kan niet betalen
D
kan betalen

Slide 17 - Quizvraag

Zinsdeelstrepen 
De PV is een zinsdeel
Het WG is een zinsdeel
Een zin bestaat uit zinsdelen en die bestaan weer uit één of meer woorden.
De zinsdelen in een zin geven we aan met zinsdeelstrepen.

Slide 18 - Tekstslide

Aantekeningen zinsdeelstrepen
Hoe gebruik je de zinsdeelstrepen?
1) zet een streep onder de PV
2) zet de PV tussen zinsdeelstrepen (alles wat voor de PV staat is altijd één zinsdeel)
3) verander de woordvolgorde van de zin. Alles wat nu voor de PV staat, is weer een zinsdeel.
4) ga hiermee door tot je alle zinsdelen hebt gevonden.

Slide 19 - Tekstslide

Oefenen met zinsdeelstrepen
Pak je boek erbij. Opdracht 9 blz. 113

Ik doe voor:

Vorige week kwam tante Khadija bij ons


Slide 20 - Tekstslide

Samen 
Ze had een leuke verrassing meegenomen.


Voor een voorstelling in het theater had ze kaarten gekocht.

Slide 21 - Tekstslide

Nu jullie
De voorstelling begon die avond al!


Tante Khadija had geweldige plaatsen voor ons gereserveerd.

Slide 22 - Tekstslide

Zinsdelen
Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
'Wanneer starten de scholen weer?'
A
3 zinsdelen
B
4 zinsdelen
C
5 zinsdelen
D
6 zinsdelen

Slide 23 - Quizvraag

Verdeel de zinnen in zinsdelen. Zet schuine streepjes tussen de zinsdelen.

De vogels hebben een verfrissend bad genomen.
A
De vogels I hebben I een verfrissend bad I genomen
B
De I vogels hebben I een verfrissend I bad I genomen
C
De vogels hebben I een verfrissend I bad I genomen
D
De vogels hebben een verfrissend I bad I genomen

Slide 24 - Quizvraag

Verdeel de zin in zinsdelen. Hoeveel zinsdelen heeft deze zin? - Achmed wil graag een zoen geven aan Amira.
A
3 zinsdelen
B
4 zinsdelen
C
5 zinsdelen
D
6 zinsdelen

Slide 25 - Quizvraag

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
Ik | wil | dat | niet.
A
juist
B
onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Alles wat voor de pv staat, is altijd 1 zinsdeel
A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Ik kan het werkwoordelijk gezegde
in een zin vinden
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll