De
persoonsvorm (pv) is een belangrijk zinsdeel. In elke zin staat een pv. De pv is altijd een
werkwoord (doe-woord) en bestaat meestal uit één woord.
Je vindt de pv door de tijd van een zin te veranderen.
Hoe loop jij naar school? -> Hoe liep jij naar school?
Het woord dat moet veranderen, is de pv. In het voorbeeld is de pv dus: loop.