Als het goed is, weet je aan het eind van deze les:
- wat een bijvoeglijk naamwoord doet;
- hoe je een bijvoeglijk naamwoord en een meervoud spelt.
Slide 2 - Tekstslide
Huiswerk bespreken
We kijken samen naar opdracht 2, 3, en 7 op pagina 264 en 265.
Slide 3 - Tekstslide
Bijvoeglijke naamwoorden
Bijvoeglijke naamwoorden vertellen iets over het zelfstandig naamwoord.
Meestal hebben ze een onverbogen vorm (zonder -e) en een verbogen vorm (met een -e)
Slide 4 - Tekstslide
Gebruik bijvoeglijke naamwoorden
Meestal gebruiken we de lange vorm van het bijvoeglijk naamwoord.
In de volgende gevallen gebruiken we de kort, onverbogen vorm:
- als het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord staat;
- als we het lidwoord een bij een het-woord gebruiken.
Slide 5 - Tekstslide
Bijvoorbeeld
De mooie auto
Een mooie auto
Het mooie huis
Een mooi huis
Slide 6 - Tekstslide
Voltooid deelwoord als
bijvoeglijk naamwoord
Sommige bijvoeglijke naamwoorden zijn afgeleid van een voltooid deelwoord. Hiervoor geldt één regel:
We schrijven het zo kort mogelijk op!
Hierbij houden we wel rekening met de uitspraak.
Slide 7 - Tekstslide
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Een bijzondere vorm van het bijvoeglijk naamwoord is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord. Dit geeft aan van welk materiaal iets is gemaakt en eindigt meestal met een -n. Dit geldt niet altijd voor 'nieuwe' stoffen, zoals plastic, acryl, nylon, aluminium.
Slide 8 - Tekstslide
Oefenen
Geef de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord:
1. een (feestelijk) ontvangst
2. een (satijn) kussensloop 3. een (saamhorig) gevoel 4. de (spotten) vogels
5. een (plastic) bekertje
6. het (verbreden) fietspad
timer
4:00
Slide 9 - Tekstslide
Lastige gevallen
Soms kunnen woorden er als een bijvoeglijk naamwoord uitzien, maar het niet zijn. In dat geval moet je ervoor zorgen dat je ze wel op de juiste manier gebruikt.
De regel hierbij is dat als het 'vermomde' bijvoeglijk naamwoord niet iets over een zelfstandig naamwoord zegt, je de korte vorm gebruikt.