- Je weet wat een standpunt is en wat de voorkeursplaatsen zijn.
- Je weet wat feitelijke en waarderende argumenten zijn.
- Je weet wat tegenargumenten zijn.
- Je weet wat weerleggingen zijn.
- Je kan argumenten in een tekst vinden en je hebt kennis van de onderliggende argumentatiestructuur.
- Je kan kritisch naar een betoog kijken.