MM 2K - 6.4 Economie in Europa (les 2)

Welkom
Mens en Maatschappij
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Mens en Maatschappij

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 6 Eenheid en verdeeldheid
Start
Leerdoel
  • Je leert over de economie van Europa.
  • We bereiden ons voor op de toets.

Toets H6
  • Donderdag 27 mei

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdstuk 6 Eenheid en verdeeldheid
6.4 Economie in Europa
Leerdoel
  • Je weet hoe de economie van Europa is geregeld.
  • Je weet wat vrijemarkteconomie is.

Uitleg
Economische problemen in Europa
  • Landen met lage lonen en hoge werkloosheid.
  • Verouderde fabrieken en landbouwtechnieken.

Regionaal beleid
  • Geld voor aanleg wegen, moderniseren landbouw en industrie.

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdstuk 6 Eenheid en verdeeldheid
6.4 Economie in Europa
Leerdoel
  • Je weet hoe de economie van Europa is geregeld.
  • Je weet wat vrijemarkteconomie is.

Uitleg
Wonen en werken in Europa
  • Sinds 1985 vrij reizen, wonen, werken en handelen binnen EU.
  • Voorbeelden: Polen komen in Nederland werken vanwege hogere lonen. Nederlanders beginnen een camping in Zuid-Frankrijk vanwege warme weer.

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdstuk 6 Eenheid en verdeeldheid
6.4 Economie in Europa
Leerdoel
  • Je weet hoe de economie van Europa is geregeld.
  • Je weet wat vrijemarkteconomie is.

Opdracht
  • Maak alle onderdelen van cursus 6.4 af.
  • Maak Meer oefenen 6.4.
  • Maak Plusopdracht 6.4.

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdstuk 6 Eenheid en verdeeldheid
6.4 Economie in Europa
Leerdoel
  • Je weet hoe de economie van Europa is geregeld.
  • Je weet wat vrijemarkteconomie is.

Controle lesdoel
  • Waar of niet waar? Een land waarvan de uitvoerwaarde lager is dan de invoerwaarde is een rijk land.
  • Wat is een interne markt?

Slide 6 - Tekstslide

Hoofdstuk 6 Eenheid en verdeeldheid
Toetsvoorbereiding
Zie volgende sheets.

Slide 7 - Tekstslide

H6 Toetsvoorbereiding - Vraagsoorten

  • Omcirkel het juiste antwoord...
  • Waarom...? Wie...? Wat...? Waar?
  • Welke omschrijvingen horen bij....(begrippen)
  • Grafieken aflezen
  • Noem verschillende...
  • Hoe heet...?
  • Vul in...
  • Juist of onjuist (stelling)?
  • Welk uitspraken passen bij deze afbeelding...?
  • Wat hoort bij elkaar?
H6 Toetsvoorbereiding - Begrippen

  1. Aanbod, vraag, vrijemarkteconomie
  2. Planeconomie, communisme, kapitalisme
  3. Berlijnse Muur, IJzeren Gordijn, Koude Oorlog
  4. Oostblok, Westblok, wapenwedloop
  5. Bevolkingskenmerken, gebiedskenmerken
  6. Laagland, heuvelland, middelgebergte, hooggebergte
  7. Ligging, reliëf, pas
  8. Bevolkingsdichtheid
  9. Asielzoeker, vluchteling, visum, illegaal
  10. Benelux
  11. Europese Commissie (EC), Europese Parlement (EP), Europese Unie (EU)
  12. Invoerwaarde, uitvoerwaarde
  13. Interne markt
  14. Internationale contacten

Slide 8 - Tekstslide

Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.1 Europa in delen
Leerdoel
  • Je kent de kenmerken van Europa: ligging, gebied en bevolking.

Uitleg
  • 51 landen met een eigen grondgebied en een eigen regering.
  • West-Europa: o.a. Engeland, Nederland, Frankrijk.
  • Zuid-Europa: o.a. Spanje, Italië, Griekenland.
  • Midden-Europa: o.a. Duitsland, Tjechië, Polen.
  • Noord-Europa: o.a. Denemarken, Noorwegen, Zweden.
  • Oost-Europa: o.a. Wit-Rusland, Oekraïne.

Slide 9 - Tekstslide

Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.1 Europa in delen
Leerdoel
  • Je kent de kenmerken van Europa: ligging, gebied en bevolking.

Uitleg
Indeling Europa
  • Ligging > windstreken: Noord-Europa, Zuid-Europa, West-Europa, Oost-Europa
  • Gebiedskenmerken = natuurlijke kenmerken > klimaat (zeeklimaat, landklimaat).
  • Bevolkingskenmerken > taal, godsdienst, welvaart, aantal inwoners (= bevolkingsdichtheid).

Slide 10 - Tekstslide

Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.1 Europa in delen
Leerdoel
  • Je kent de kenmerken van Europa: ligging, gebied en bevolking.

Uitleg
Gebiedskenmerk > hoogteligging > landschapskenmerken.
  • Gemeten vanaf zeeniveau (NAP = Nieuw Amsterdams Peil)
  • Laagland = niet hoger dan 200 meter boven zeeniveau.
  • Heuvelland = tussen 200 en 500 meter boven zeeniveau.
  • Middelgebergte = tussen 500 en 1500 meter boven zeeniveau.
  • Hooggebergte = meer dan 1500 meter boven zeeniveau.
Kijk mee...

Slide 11 - Tekstslide

Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.1 Europa in delen
Leerdoel
  • Je kent de kenmerken van Europa: ligging, gebied en bevolking.

Uitleg
Hoogteverschillen > verschil in temperatuur, bewoning en plantengroei.
  • In het dal minder reliëf (vlakker) > meer bewoning.
  • Op de berg naaldbomen die goed tegen kou kunnen.
  • Boven de boomgrens (te koud voor de bomen) zijn bergweiden.
  • Op de hoogste bergen geen begroeiing (te koud) maar sneeuw en gletsjers (bevroren rivieren).

Slide 12 - Tekstslide

Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.1 Europa in delen
Leerdoel
  • Je kent de kenmerken van Europa: ligging, gebied en bevolking.

Uitleg
Hooggebergte > de Alpen (in Italië, Frankrijk, Zwitserland)
  • Hoe hoog liggen de Alpen dus?
  • Relief = hoogteverschillen in landschap.
  • Bijvoorbeeld rivier in het dal veel lager dan toppen van de bergen.
  • Vroeger doorgang via pas = lage deel bergrug.
  • Tegenwoordig vaak tunnels.
Kijk mee...

Slide 13 - Tekstslide

Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.2 De Koude Oorlog
Leerdoel
  • Je weet wat de Koude Oorlog was.
  • Je weet hoe Europa verdeeld was tijdens de Koude Oorlog.

Uitleg
  • Na WOII werd Duitsland in vier bezettingszones verdeeld. 
  • Al snel kwamen de VS en de SU als vijanden tegenover elkaar te staan.
  • Westblok (West-Europa, West-Duitsland + VS) tegenover Oostblok (Oost-Europa, Oost-Duitsland + SU).
  • In de Koude Oorlog was er veel spionnage, machtsvertoon, wapenwedloop en dreiging. Er is echter nooit echt gevochten. Daarom heet het de Koude Oorlog.


Slide 14 - Tekstslide

Westblok

  • Invloedssfeer Verenigde Staten.
  • West-Europa,  -Duitsland, -Berlijn
  • Democratie = het volk beslist wie er aan de macht komt.

  • Vrijemarkteconomie = iedereen mag een bedrijf starten om winst te maken (kapitalisme).

  • Verschil arm en rijk.

Oostblok

  • Invloedsfeer Sovjet-Unie.
  • Oost-Europa, -Duitsland, -Berlijn.
  • Communisme = alle macht in handen van Communistische Partij (dictatuur).
  • Planeconomie = fabrieken en boerderijen eigendom van de staat, overheid bepaalde wat geproduceerd moest worden.
  • Gelijkheid en eerlijke verdeling belangrijk. In werkelijkheid: terreur en armoede.

Slide 15 - Tekstslide

Stalin

  • Partijleider Communistische Partij
  • Dictator
  • Politieke tegenstanders vermoord of naar strafkampen in Siberië.
Oostblok

  • Invloedsfeer Sovjet-Unie.
  • Oost-Europa, -Duitsland, -Berlijn.
  • Communisme = alle macht in handen van Communistische Partij (dictatuur).
  • Planeconomie = fabrieken en boerderije eigendom van de staat, overheid bepaalde wat geproduceerd moest worden.
  • Gelijkheid en eerlijke verdeling belangrijk. In werkelijkheid: terreur en armoede.
Kijk mee...

Slide 16 - Tekstslide

Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.2 De Koude Oorlog
Leerdoel
  • Je weet wat de Koude Oorlog was.
  • Je weet hoe Europa verdeeld was tijdens de Koude Oorlog.

Uitleg
  • IJzeren Gordijn bewaakte grens tussen Westblok en Oostblok.
  • Wapenwedloop: Wie kon het beste wapen ontwikkelen?
  • Oprichting NAVO = militair bondgenootschap tussen VS en Wes-Europa.
  • Verdeling Duitsland in Bondsrepubliek Duitsland (BDR) en Duitse Democratische Republiek (DDR) > bouw Berlijnse Muur (1961) > geen vrije doorgang meer. 


Slide 17 - Tekstslide

Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.2 De Koude Oorlog
Leerdoel
  • Je weet wat de Koude Oorlog was.
  • Je weet hoe Europa verdeeld was tijdens de Koude Oorlog.

Uitleg
  • 1985: Michael Gorbatsjov presitent Rusland > veranderingen.
  • Meer vrijheid voor de Russen.
  • Afschaffing communisme.
  • Onafhankelijke staten > o.a. Tjecho-Slowakijke, Joegoslavië.
  • November 1989: val van de Berlijnse Muur.
  • 1990: hereniging Duitsland.


Slide 18 - Tekstslide

Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.3 De Europese eenwording
Leerdoel
  • Je weet hoe de Europese Unie is ontstaan.
  • Je weet hoe er binnen Europa wordt samengewerkt.

Uitleg
  • Samenwerking om nieuwe oorlog te voorkomen.
  • 1944: Benelux
  • 1951: EGKS = Europese Gemeenschap van Kolen en Staal (Benelux + Frankrijk, Engeland en BDR).
  • 1957: EEG = Europese Economische Gemeenschap > vrij verkeer goederen en mensen > goed voor handel en samenwerking.
  • 1992: EU = Europese Unie > samenwerking handel, veiligheid, milieu, politiek.
  • 2002: invoering euro (niet ieder lid van EU ook euroland). 
  • Welvaart goed voor vrede > inspanning in EU om armere landen welvarender te maken (Oost-Europa, Zuid-Europa).

Kijk mee...

Slide 19 - Tekstslide

Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.3 De Europese eenwording
Leerdoel
  • Je weet hoe de Europese Unie is ontstaan.
  • Je weet hoe er binnen Europa wordt samengewerkt.

Uitleg
  • EU wordt bestuurd door Europese Commissie (EC).
  • Het Europese Parlement (EP) keurt wetten en controleert EC.

  • Open binnengrensen = binnen EU vrij verkeer van personen, goederen en diensten.
  • In Europa veel internationale contacten (contact tussen mensen uit verschillende landen) > Europa kent een multiculturele samenleving.
  • Gesloten buitengrenzen = alleen met visum (officiële toestemming) mag je in EU verblijven.
  • Vluchtelingen proberen 'fort Europa' binnen te komen. Zij zoeken asiel (bescherming). Vluchtelingen zijn asielzoekers.
  • Wie geen asiel krijgt, maar toch blijft, verblijft illegaal in Europa.

Kijk mee...

Slide 20 - Tekstslide

Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.4 Economie in Europa
Leerdoel
  • Je weet hoe de economie van Europa is geregeld.
  • Je weet wat vrijemarkteconomie is.

Uitleg
  • De vrijemarkteconomie wordt bepaald door vraag (ik wil een product of dienst hebben) en aanbod (ik kan een product of dienst leveren).
  • Het gebied waar producten verkocht kunnen worden, heet het afzetgebied. Spaanse sinaasappels > Nederlandse supermarkten. Nederland = afzetgebied.
  • Handel = koop en verkoop van producten.
  • Vrijemarkteconomie = bedrijven mogen zoveel produceren en verkopen als zij willen.

Slide 21 - Tekstslide

Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.4 Economie in Europa
Leerdoel
  • Je weet hoe de economie van Europa is geregeld.
  • Je weet wat vrijemarkteconomie en planeconomie is.

Uitleg
  • Vrijemarkteconomie = bedrijven mogen zoveel produceren en verkopen al zij willen > vraag en aanbod wordt bepaald door markt (kapitalisme).
  • Planeconomie = de overheid bepaalt hoeveel geproduceerd wordt > aanbod wordt bepaald door overheid (communisme).
  • Tegenwoordig horen veel landen uit het voormalige Oostblok bij de EU > vrij werken en handelen.

Slide 22 - Tekstslide

Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.4 Economie in Europa
Leerdoel
  • Je weet hoe de economie van Europa is geregeld.
  • Je weet wat vrijemarkteconomie is.

Uitleg
  • Veiling = verkoop per opbod (koper is de hoogste bieder).
  • Internationale markt = handel tussen verschillende landen.
  • Interne markt = handel binnen de EU.
  • Voordeel > producten worden geproduceerd waar de kosten het laagst zijn. Bijvoorbeeld: sinaasappels in Spanje, want daar is het zonnig.
  • Voordeel en nadeel > concurrentie tussen bedrijven is toegenomen.

Slide 23 - Tekstslide

Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.4 Economie in Europa
Leerdoel
  • Je weet hoe de economie van Europa is geregeld.
  • Je weet wat vrijemarkteconomie is.

Uitleg
  • Invoerwaarde = de opgetelde waarde van alle producten die vanuit het buitenland worden ingevoerd (import). Geïmporeerd naar Nederland: auto's, fruit, graan, kleding.
  • Uitvoerwaarde = de opgetelde waarde van alle producten die naar het buitenland worden uitgevoerd (export). Geëxporteerd vanuit Nederland: machinesaardgas, snijbloemen, groente, vlees, kaas.

Slide 24 - Tekstslide

Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.4 Economie in Europa
Leerdoel
  • Je weet hoe de economie van Europa is geregeld.
  • Je weet wat vrijemarkteconomie is.

Uitleg
Economische problemen in Europa
  • Landen met lage lonen en hoge werkloosheid.
  • Verouderde fabrieken en landbouwtechnieken.

Regionaal beleid
  • Geld voor aanleg wegen, moderniseren landbouw en industrie.

Slide 25 - Tekstslide

Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.4 Economie in Europa
Leerdoel
  • Je weet hoe de economie van Europa is geregeld.
  • Je weet wat vrijemarkteconomie is.

Uitleg
Wonen en werken in Europa
  • Sinds 1985 vrij reizen, wonen, werken en handelen binnen EU.
  • Voorbeelden: Polen komen in Nederland werken vanwege hogere lonen. Nederlanders beginnen een camping in Zuid-Frankrijk vanwege warme weer.

Slide 26 - Tekstslide

Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.4 Economie in Europa
Leerdoel
  • Je weet hoe de economie van Europa is geregeld.
  • Je weet wat vrijemarkteconomie is.

Controle lesdoel
  • Waar of niet waar? Een land waarvan de uitvoerwaarde lager is dan de invoerwaarde is een rijk land.
  • Wat is een interne markt?

Slide 27 - Tekstslide

Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.4 Economie in Europa
Leerdoel
  • Je weet hoe de economie van Europa is geregeld.
  • Je weet wat vrijemarkteconomie is.

Huiswerk
Woensdag 27-05: Maak de eerste helft van de online opdrachten van 6.4.
Donderdag 28-05: Maak de tweede helft van de online opdrachten + online cursustoets 6.4.
Woensdag 03-06: Herhalingsles.
Donderdag 04-06: Digitale hoofdstuktoets.
  • Vat de theorie van hoofdstuk 6 samen en leer deze.
  • Oefen met de oefengenerator in het digitale boek.

Slide 28 - Tekstslide

Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.1 Europa in delen
Leerdoel
  • Je kent de kenmerken van Europa: ligging, gebied en bevolking.

Uitleg
Indeling Europa
  • Ligging > windstreken: Noord-Europa, Zuid-Europa, West-Europa, Oost-Europa
  • Gebiedskenmerken = natuurlijke kenmerken > klimaat (zeeklimaat, landklimaat).
  • Bevolkingskenmerken > taal, godsdienst, welvaart, aantal inwoners (= bevolkingsdichtheid).
Bevolkingsdichtheid = aantal inwoners per km2.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Link