Formuleren §5 - Lastige verwijswoorden les 1

1VC week 13 les 2
Lezen (10 min)

Uitleg: Formuleren §5 Lastige verwijswoorden

Oefenen met lastige verwijswoorden
timer
10:00
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

1VC week 13 les 2
Lezen (10 min)

Uitleg: Formuleren §5 Lastige verwijswoorden

Oefenen met lastige verwijswoorden
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Lastige verwijswoorden
Formuleren §5

Leerdoel: Ik kan op de juiste manier verwijzen met hen/hun, dat/wat en waarmee/met wie

Slide 2 - Tekstslide

Verwijswoorden (bijvoorbeeld deze, die, dit, dat en hij, hem, zij, ze, haar, het, hen, hun) verwijzen naar iets wat eerder (of later) genoemd wordt. Er zijn een paar lastige gevallen:

Slide 3 - Tekstslide

Hen of hun?
Je gebruikt het verwijswoord hen als lijdend voorwerp (lv) en na een voorzetsel (vz). Het verwijswoord hun gebruik je als meewerkend voorwerp (mv) zonder voorzetsel.

Slide 4 - Tekstslide

– Als Aimee en Yamilla weer te laat komen, zal ik niet meer op (vz) hen wachten.

– Omdat twee leerlingen het huiswerk niet hadden gemaakt, gaf de docente hun (mv) een onverwachte overhoring. Ze riep hen (lv) naar voren.

Slide 5 - Tekstslide

Dat of wat?

Je gebruikt het verwijswoord dat om te verwijzen naar het-woorden en naar (een groter deel van) een zin. 

Slide 6 - Tekstslide

Je gebruikt het verwijswoord wat om te verwijzen naar:

- de woorden dat en datgene: Dat wat je nu doet, is volgens mij gevaarlijk.
- de woorden alles, iets, niets, het enige: Het enige wat Brentley doet, is voetballen.

Slide 7 - Tekstslide

Je gebruikt het verwijswoord wat om te verwijzen naar:

- een overtreffende trap met het, zonder zelfstandig naamwoord (het beste, het fijnste enzovoort): 
Een hardloopcursus volgen is wel het allerlaatste wat ik ga doen.
- een hele zin: Ian won het schaaktoernooi, wat mij verbaasde.
Maar: Ian won het schaaktoernooi. Dat verbaasde mij.
Of: Ian won het schaaktoernooi en dat verbaasde mij.

Slide 8 - Tekstslide

Daar/Waar+voorzetsel of voorzetsel + wie?

Je gebruikt daar/waar+voorzetsel (daarmee, waarover, waarvan enzovoort) als je verwijst naar dieren en dingen.

Slide 9 - Tekstslide

Het filmfestival waarvoor ik kaartjes heb gekocht, gaat niet door.

Je gebruikt voorzetsel + wie (met wie, over wie enzovoort) als je verwijst naar mensen.
De vriendin met wie ik tennis, is helaas geblesseerd.

Slide 10 - Tekstslide

De sportschool geeft gratis een proefles kickboksen aan .... die dat willen.
A
hen
B
hun

Slide 11 - Quizvraag

Zodra de muzikanten het slotakkoord speelden, gaf het publiek ....
een daverend applaus.
A
hen
B
hun

Slide 12 - Quizvraag

Helaas gaan de buren verhuizen, maar we zullen ..... zeker niet vergeten.
A
hen
B
hun

Slide 13 - Quizvraag

Toen de dakloze .... een daklozenkrant wilde overhandigen, liepen de voorbijgangers gewoon door.
A
hen
B
hun

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het allerleukste dat / wat jij hebt gedaan tijdens je vakantie op Corsica?
A
dat
B
wat

Slide 15 - Quizvraag

Ergeren jullie je ook zo aan het autoalarm dat / wat steeds afgaat?
A
dat
B
wat

Slide 16 - Quizvraag

In deze brochure vind je alles dat / wat je moet weten over wadlopen.
A
dat
B
wat

Slide 17 - Quizvraag

De vulkaan begon te grommen, dat / wat leidde tot paniek bij de dorpsbewoners.
A
dat
B
wat

Slide 18 - Quizvraag

Zelf oefenen
Wat: Maak van Formuleren § 5 opdr. 1 t/m 3 (p. 238-239)
Hoe: Klassikaal opdr. 1 (vraag 1), opdr. 2  (zin a), rest individueel.
Hulp: Boek en buur
Tijd: 15 min
Uitkomst: Je hebt geoefend met lastige verwijswoorden.
Klaar?: Maak opdr. 5-6 of ga lezen.

timer
15:00

Slide 19 - Tekstslide

Formuleren § 5 Lastige verwijswoorden
  • Opdracht 1 vr. 1: Toen de leerlingen geslaagd waren, reikte de mentor de diploma's aan hen/hun uit.
  • hen
  • Opdracht 2 vr. 1: onderstreep de woorden waarnaar het in te vullen verwijswoord verwijst.
  • a. Als Orlando zich ergens voor inzet, is er niets ... hem niet lukt.
  • a. Als Orlando zich ergens voor inzet, is er niets ... hem niet lukt.
  • Opdracht 2 vr. 2: Vul het juiste verwijswoord in: dat  of  wat.
  • a. Als Orlando zich ergens voor inzet, is er niets wat hem niet lukt.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide