Opzoeken in het woordenboek

Hoe gebruik ik het woordenboek goed en effectief?


Opzoeken 
in het woordenboek
Let op! Alleen voor Van Dale woordenboeken!
intro
Ik heb een ander woordenboek
Wanneer je géén Van Dale woordenboek hebt, kun je deze les toch volgen. Veel dingen zijn in alle woordenboeken hetzelfde. Sommige dingen gaan net een beetje anders, zoek dan uit hoe het in jouw woordenboek werkt. Zodat je dat woordenboek goed kan gebruiken tijdens je toets of tentamen.
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoe gebruik ik het woordenboek goed en effectief?


Opzoeken 
in het woordenboek
Let op! Alleen voor Van Dale woordenboeken!
intro
Ik heb een ander woordenboek
Wanneer je géén Van Dale woordenboek hebt, kun je deze les toch volgen. Veel dingen zijn in alle woordenboeken hetzelfde. Sommige dingen gaan net een beetje anders, zoek dan uit hoe het in jouw woordenboek werkt. Zodat je dat woordenboek goed kan gebruiken tijdens je toets of tentamen.

Slide 1 - Tekstslide

Wat kun je zoeken in het woordenboek?

  1. zelfstandig naamwoord
  2. werkwoord
  3. overige woorden
Ik heb geen Van Dale woordenboek
Wanneer je géén Van Dale woordenboek hebt, kun je deze les toch volgen. Veel dingen zijn in alle woordenboeken hetzelfde. Sommige dingen gaan net een beetje anders, zoek dan uit hoe het in jouw woordenboek werkt. Zodat je dat woordenboek goed kan gebruiken tijdens je toets of tentamen.
uitleg

Slide 2 - Tekstslide

1. Zelfstandig naamwoord
a) meervoud vinden
b) homoniem (zelfde woord, verschillende betekenissen)
uitleg
School: plek om te leren
Schule
School: groep vissen
Schwarm

Slide 3 - Tekstslide

1a. Zelfstandig naamwoord - meervoud
"Ik heb groene ogen."

Ich habe grüne aussehen.


Wat gaat hier fout?
Ik heb gezocht op 'ogen'. Maar in het woordenboek vind ik alleen het enkelfout. Ik had dus 'oog' moeten zoeken. 

Maar wat heb ik dan gevonden? Ik heb het (nederlandse) werkwoord 'ogen' gevonden, wat 'er uitzien' betekent. En dat wordt vertaald met aussehen.

Hoe had ik dit kunnen weten? Een zelfstandig naamwoord begint altijd met een hoofdletter. En die staat er niet bij aussehen!
FALSCH!
uitleg

Slide 4 - Tekstslide

1a. Zelfstandig naamwoord - meervoud
"Ik heb groene ogen."

-> oog (enkelvoud)
-> Auge o38 (das Auge)
-> -n
-> die Augen

"Ich habe grüne Augen"

uitleg

Slide 5 - Tekstslide

1a. Zelfstandig naamwoord - meervoud
"Ik heb grote plannen."

-> plan (enkelvoud)
-> Plan m6 (der Plan)
-> -e + Umlaut
-> die Pläne

"Ich habe große Pläne"

uitleg
Waar moet die Umlaut?
Een Umlaut kan in het Duits alleen op een a / u / o / au (makkelijk onthouden: alle klinkers van het woord auto!).
Bij het maken van het meervoud zet je de Umlaut in de regel op de laatst mogelijke klinker:
Kanal -> Kanäle

Slide 6 - Tekstslide

1a. Zelfstandig naamwoord - meervoud
  • Je krijgt 5 zinnen
  • 1 woord is onderstreept
  • Vertaal met je woordenboek het onderstreepte woord
uitleg
...niet valsspelen en internet gebruiken! Dan kan je het op je toets/tentamen nog steeds niet...!!

Slide 7 - Tekstslide


1/5
In deze wijk staan grote huizen.
uitleg/antwoord
Opzoeken: huis
enk: Haus o32 -> -er + Umlaut
mv: Häuser
Let op! Een Umlaut komt alleen op een a / o / u / au

Slide 8 - Open vraag


2/5
Ik heb leuke collega's.
uitleg/antwoord
Opzoeken: collega
enk: Kollege m15  -> 7x -n
mv: Kollegen
Let op! Er staat 7x -n, dat betekent dat dit woord in het enkelvoud óók een -n krijgt in de 3e of 4e naamval.

Slide 9 - Open vraag


3/5
De leraren op deze school zijn leuk!
uitleg/antwoord
Opzoeken: leraar
enk: Lehrer m9 -> onveranderd
mv: Lehrer
Let op! 'Onveranderd' betekent dus dat het enkelvoud hetzelfde is als het meervoud!

Slide 10 - Open vraag


4/5
Hans heeft veel vrienden.
uitleg/antwoord
Opzoeken: vriend
enk: Freund m5 -> -e
mv: Freunde

Slide 11 - Open vraag


5/5
Thomas heeft twee dochters.
uitleg/antwoord
Opzoeken: dochter
enk: Tochter v26 -> Umlaut
mv: Töchter

Slide 12 - Open vraag

1a. Zelfstandig naamwoord - meervoud
Samenvatting:
  • Duits heeft meer soorten meervoud dan Nederlands
  • Duitse meervoud vaak niet hetzelfde als in het Nederlands
Opzoeken:
  • zoek het enkelvoud op
  • achter de vertaling staat het geslacht m/v/o
  • achter het geslacht staat een cijfer
  • het cijfer verwijst naar de meervoudsvorm (achterin)
uitleg

Slide 13 - Tekstslide

1b. Zelfstandig naamwoord - homoniem
Homoniem = zelfde woord, verschillende betekenissen
  • genummerd, onder elkaar
  • NL betekenis staat tussen haakjes
  • Duitse vertaling daar achter
uitleg

Slide 14 - Tekstslide

1b. Zelfstandig naamwoord - homoniem
  • genummerd, achter elkaar
  • NL betekenis staat tussen haakjes
  • Duitse vertaling daar achter
  • Let op! Er kunnen ook twee betekenissen bij hetzelfde nummertje staan!
uitleg

Slide 15 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord - homoniem
  • voorbeeldzinnetjes, vaak uitdrukkingen (schuin gedrukt)
  • Het ~ staat voor het opgezochte woord (hier: kat)
  • Duitse vertaling, vaak ook een hele zin, staat daar achter
uitleg

Slide 16 - Tekstslide

1b. Zelfstandig naamwoord - homoniem
  • Je krijgt 5 zinnen
  • 1 woord is onderstreept
  • Vertaal met je woordenboek het onderstreepte woord / woorden
uitleg

Slide 17 - Tekstslide


1/5
Heb je wel een kaartje voor de tram gekocht?
uitleg/antwoord
Opzoeken: kaartje
nr. 4 (voor bus, tram) Fahrschein

Slide 18 - Open vraag


2/5
Mijn bank zit heel lekker!
uitleg/antwoord
Opzoeken: bank
nr. 1 bank (meubelstuk) Couch
Let op! Sofa is ook correct.
Ook in het Duits kun je op een Bank zitten, maar dan is het een houten bankje.

Slide 19 - Open vraag


3/5
Zo, nu even een frisse neus halen.
uitleg/antwoord
Opzoeken: neus
nr. 1 een frisse ~ halen  frische Luft schnappen
Let op! Hier kan je dus niet alleen 'neus' vertalen, want deze uitdrukking is in het Duits helemaal anders.

Slide 20 - Open vraag


4/5
Dit is zo makkelijk, een kind kan de was doen!
uitleg/antwoord
Opzoeken: kind
een ~ kan de was doen das ist kinderleicht
Let op! Je zoekt op het belangrijkste zelfst.nw. in de uitdrukking, hier 'kind'. Het woord 'was' hoef je nu niet meer op te zoeken, want de uitdrukking is niet letterlijk te vertalen, maar wordt in z'n geheel vertaald met 'das ist kinderleicht'

Slide 21 - Open vraag


5/5
Stelen is een strafbaar feit.
uitleg/antwoord
Opzoeken: feit
nr. 3 (jurstrafbaar ~  Straftat
Let op! de afkorting 'jur' betekent 'juridisch'. 
Een lijst van afkortingen vind je voorin je woordenboek

Slide 22 - Open vraag

1b. Zelfstandig naamwoord - homoniem
Samenvatting:
  • Sommige woorden hebben meer betekenissen
  • Het Duits heeft soms voor elke betekenis een apart woord
Opzoeken:
  • verschillende betekenissen zijn meestal genummerd
  • uitdrukkingen staan apart beschreven
  • het ~ staat voor het woord dat je had opgezocht
  • in sommige uitdrukkingen kan je niet alleen één woord vertalen, maar moet je een hele nieuwe zin maken
uitleg

Slide 23 - Tekstslide

2. Werkwoord
a) regelmatig
b) onregelmatig - tegenwoordige tijd
c) onregelmatig - verleden tijd
d) onregelmatig - voltooid deelwoord

uitleg

Slide 24 - Tekstslide

"Ik hoop snel van je te horen."

Ich Hoffnung schnell von dir zu hören."
2a. Werkwoord - regelmatig
FALSCH!
Wat gaat hier fout?
Ik heb gezocht op 'hoop'. Maar in het woordenboek vind ik alleen de infinitief. Ik had dus 'hopen' moeten zoeken. 

Maar wat heb ik dan gevonden? Ik heb het (nederlandse) zelfstandig naamwoord 'hoop' gevonden, wat 'graag willen' betekent. En dat wordt vertaald met Hoffnung.

Hoe had ik dit kunnen weten? Een werkwoord begint nooit met een hoofdletter. En die staat er wél bij Hoffnung!

Slide 25 - Tekstslide

tegenwoordige tijd:
"Ik hoop snel wat van je te horen."

-> hopen (infinitief)
-> hoffen
-> ich hoffe
2a. Werkwoord - regelmatig
Help! Uitgangen?
Regelmatige werkwoorden verbuig je door de stam te nemen (werkwoord min -en). Achter de stam:
ich            -e
du             -st 
er/sie/es   -t

wir            -en
ihr             -t
sie/Sie      -en

Slide 26 - Tekstslide

verleden tijd:
"Ik hoopte snel wat van je te horen."

-> hopen (infinitief)
-> hoffen
-> ich hoffte
2a. Werkwoord - regelmatig
Help! Uitgangen?
Regelmatige werkwoorden verleden tijd verbuig je door de stam te nemen (werkwoord min -en). Achter de stam:
ich            -te
du             -test 
er/sie/es   -te

wir            -ten
ihr             -tet
sie/Sie      -ten

Slide 27 - Tekstslide

"De imam sprak mooi."

-> spreken (infinitief)
-> sprechen 274
-> 3e kolom: sprach
-> verbuigen??



2c. Werkwoord - onregelmatig - verl. tijd

Slide 28 - Tekstslide

Stamp deze uitgangen in je hoofd! Ze gelden voor elk onregelmatig werkwoord in de verleden tijd!
in het WB staat alleen de ich-vorm!

ich sprach
du sprachst
er/sie es sprach






2c. Werkwoord - onregelmatig - verl. tijd
wir sprachen
ihr spracht
sie/Sie sprachen
"De imam sprak mooi." 
"Der Imam sprach schön." (er)

Slide 29 - Tekstslide

"Jij sloeg mij echt hard!"

-> slaan (infinitief)
-> schalgen 241
-> 3e kolom: schlug
-> du schlugst



2c. Werkwoord - onregelmatig - verl. tijd
"Jullie zongen vals."

-> zingen (infinitief)
-> singen 265
-> 3e kolom: sang
-> ihr sangt



Slide 30 - Tekstslide

spreken
verspreken
bespreken
aanspreken
2c. Werkwoord - onregelmatig - verl. tijd
sprechen -> 274
versprechen -> 274
besprechen -> 274
ansprechen -> 274
ich sprach
ich versprach
ich besprach
ich sprach an

Slide 31 - Tekstslide


1/5
Waar bleef je nou?
uitleg/antwoord
Opzoeken: blijven
bleiben 134
blieb -> bliebst (du)

Slide 32 - Open vraag


2/5
Wij reden over de brug.
uitleg/antwoord
Opzoeken: rijden
fahren 153
fuhr -> fuhren (wir)

Slide 33 - Open vraag


3/5
Jana bewees haar gelijk.
uitleg/antwoord
Opzoeken: bewijzen
beweisen 307
weisen -> wies -> bewies (sie, enk.)

Slide 34 - Open vraag


4/5
Zwom jij ook bij zwembad de Poel?
uitleg/antwoord
Opzoeken: zwemmen
schwimmen 257
schwamm -> schwammst (du)

Slide 35 - Open vraag


5/5
Deze vraag konden jullie goed beantwoorden.
uitleg/antwoord
Opzoeken: kunnen
können 194
konnte -> konntet (ihr)

Slide 36 - Open vraag

2b. Werkwoord - onregelmatig - verl. tijd
Samenvatting:
  • Nederlandse onregelmatige werkwoorden zijn meestal ook onregelmatig in het Duits
Opzoeken:
  • infinitief tegenwoordige tijd
  • cijfertje achter de vertaling -> opzoeken achterin WB
  • 3e kolom = verleden tijd, ich-vorm
  • zelf juiste uitgang geven

Slide 37 - Tekstslide

"De imam heeft mooi gesproken."

-> spreken (infinitief)
-> sprechen 274
-> laatste kolom (rechter
pagina!): gesprochen

Der Imam hat schön gesprochen




2c. Werkwoord - onregelmatig - volt.dw.

Slide 38 - Tekstslide

spreken
verspreken
bespreken
aanspreken
2c. Werkwoord - onregelmatig - volt.dw.
sprechen -> 274
versprechen -> 274
besprechen -> 274
ansprechen -> 274
gesprochen
versprochen
besprochen
angesprochen

Slide 39 - Tekstslide


1/3
Thomas had de bal geworpen.
uitleg/antwoord
Opzoeken: werpen
werfen 311
-> geworfen

Slide 40 - Open vraag


2/3
Heb jij dit overgeschreven?
uitleg/antwoord
Opzoeken: overschrijven
abschreiben 252
-> schreiben -> geschrieben ->  abgeschrieben

Slide 41 - Open vraag


3/3
We hebben lang paardgereden.
uitleg/antwoord
Opzoeken: paardrijden
reiten 221
-> geritten

Slide 42 - Open vraag

2c. Werkwoord - onregelmatig - volt.dw.
Samenvatting:
  • Nederlandse onregelmatige werkwoorden zijn meestal ook onregelmatig in het Duits
Opzoeken:
  • infinitief tegenwoordige tijd
  • cijfertje achter de vertaling -> opzoeken achterin WB
  • laatste kolom, rechter pagina = voltooid deelwoord

Slide 43 - Tekstslide

3. Overige woorden - naamvallen
a) voorzetsels
b) bijvoeglijk naamwoord
c) persoonlijk voornaamwoord
d) bezittelijk voornaamwoord (ein-Gruppe)

Slide 44 - Tekstslide

3a. Overige woorden - naamvallen
Voorzetsels 3e en 4e nv:
  • afkorting: vz
  • 3e naamval: mit+3
  • 4e naamval: durch+4

Slide 45 - Tekstslide

3a. Overige woorden - naamvallen
Wisselvoorzetsels:
verschillende manieren; beide naamvallen staan genoemd


Algemeen voorzetsels: 
achterin, vanaf nr. 92

Slide 46 - Tekstslide

3b. Overige woorden - naamvallen
Bijvoeglijk naamwoord:

Opzoeken onverbogen vorm
Voorbeeld: 
de lieve docente
lieve -> lief


Slide 47 - Tekstslide

3c. Overige woorden - naamvallen
Persoonlijk voornaamwoord:
  • vorm 3e nv (mir) en 4e nv (mich)
  • verwijzing naar nr.82





Slide 48 - Tekstslide

3d. Overige woorden - naamvallen
Bezittelijk voornaamwoord (ein-Gruppe):
  • verwijzing naar nr.80
  • uitgangen nr. 69




Slide 49 - Tekstslide

TIPS en TRUCS
plak tabjes in je woordenboek bij:
  • meervoud (vanaf nr.5)
  • verleden tijd (vanaf nr.121)
  • persoonlijk voornaamwoord (nr.82)
  • lidwoord/der-Gruppe/ein-Gruppe/bijv.nw. (nr.47 & nr.48)
Let op! Alleen onbeschreven tabjes zijn toegestaan op toetsen!

Slide 50 - Tekstslide

slotwoord

Slide 51 - Tekstslide