Woordenboek en lezen (oefenen)

Het gebruik van een woordenboek
Hoe gebruik ik het woordenboek goed en effectief?

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Het gebruik van een woordenboek
Hoe gebruik ik het woordenboek goed en effectief?

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een woordenboek?

Slide 2 - Tekstslide

Online-übersetzen 
Vorteile 
  1. In 0.8 Sekunden eine Übersetzung
  2. Es gibt 70 verschiedene Sprachen
  3. Es ist gratis 

Slide 3 - Tekstslide

Online übersetzen
Nachteile 
1. Grammatik kann man nicht 100% vertrauen 
2. Verschiedene Dialekte und Ausdrucke gehen nicht 
3. Nicht immer Korrekt 

Slide 4 - Tekstslide

Fehler beim online-übersetzen

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Hoe zoek je? 

Stap 1: Let op de volgorde van het alfabet.
Stap 2: Let op de woorden die bovenin de hoeken staan. Zij helpen je woorden sneller te vinden.
Stap 3: Als je het woord niet kan vinden, kan het een werkwoord of een samengesteld zelfstandig naamwoord zijn.  

Slide 10 - Tekstslide

"Ik hoop snel van je te horen."

Ich Hoffnung schnell von dir zu hören."
Werkwoord 
FALSCH!

Slide 11 - Tekstslide

tegenwoordige tijd:
"Ik hoop snel wat van je te horen."

-> hopen (infinitief)
-> hoffen
-> ich hoffe
Werkwoord 

Slide 12 - Tekstslide

Bij welk werkwoord zoek je de betekenis van 'ist'?
Die Parkzeit ist unbegrenzt.
A
ist
B
sein
C
sind

Slide 13 - Quizvraag

Bij welk werkwoord zoek je de betekenis van 'gilt'?
Ein Parkticket gilt 10 Minuten.
A
gilt
B
gilten
C
gelten

Slide 14 - Quizvraag

Bij welk werkwoord zoek je de betekenis van 'macht'?Er macht die Menschen neugierig.

Slide 15 - Open vraag

Zelfstandig naamwoord
a) meervoud 
b) homoniem (hetzelfde woord, verschillende betekenissen)
School: plek om te leren
Schule
School: groep vissen
Schwarm

Slide 16 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord - meervoud
  • Je krijgt 5 zinnen
  • 1 woord is onderstreept
  • Vertaal met je woordenboek het onderstreepte woord. Tip: zoek het enkelvoud!
...niet valsspelen en internet gebruiken! Dan kan je het op je toets nog steeds niet...!!

Slide 17 - Tekstslide


1/5
In diesem Viertel stehen große Häuser.

Slide 18 - Open vraag


2/5
Meine Mitschüler sind in Ordnung.
uitleg/antwoord
Opzoeken: collega
enk: Kollege m15  -> 7x -n
mv: Kollegen
Let op! Er staat 7x -n, dat betekent dat dit woord in het enkelvoud óók een -n krijgt in de 3e of 4e naamval.

Slide 19 - Open vraag


4/5
Hans hat nicht so viele Freunde.
uitleg/antwoord
Opzoeken: vriend
enk: Freund m5 -> -e
mv: Freunde

Slide 20 - Open vraag


5/5
Thomas kümmert sich um zwei Felder.

Slide 21 - Open vraag

Zelfstandig naamwoord - homoniem
Homoniem = hetzelfde woord, verschillende betekenissen
  • genummerd, onder elkaar
  • NL-betekenis staat tussen haakjes
  • Duitse vertaling staat daarachter

Slide 22 - Tekstslide

Meerdere betekenissen
Als een trefwoord duidelijk verschillende betekenissen heeft, worden de vertalingen genummerd met 1, 2, enz.
Kies de vertaling die het beste in de context past.

Slide 23 - Tekstslide

Zoek de vertaling van de volgende woorden op in het woordenboek.

Slide 24 - Tekstslide

Verwaltung
Schrijf betekenis nummer 1 op.

Slide 25 - Open vraag

Ausland
Schrijf betekenis nummer 1 op.

Slide 26 - Open vraag

Absatz
Wat is de betekenis van dit woord als het gaat over leesvaardigheid?

Slide 27 - Open vraag


1/5
Heb je wel een kaartje voor de tram gekocht?

Slide 28 - Open vraag


2/5
Mijn bank zit heel lekker!

Slide 29 - Open vraag

Samengesteld zelfstandig naamwoord  
Duitsers zijn heel goed in het maken van nieuwe woorden die bestaan uit verschillende zelfstandig naamwoorden. Sommige woorden kennen we ook in het Nederlands, andere niet. 

Staat het woord niet in het woordenboek, dan moet je het in stukjes hakken om de betekenis te kunnen vinden. Tip: het achterste woord is het belangrijkste!


Slide 30 - Tekstslide

Beispiele  
der Haustürschlüssel = Haus + Tür + Schlüssel

der Wäschekorb = Wäsche + Korb

die Fußballweltmeisterschaft = Fußball + Weltmeisterschaft (= Fuß + Ball + Welt + Meister + Schaft)


die Donaudampfschifffahrtsgesellschaftskapitänsuniform

Slide 31 - Tekstslide

Teamwork! 
  1.  Groepjes van 2
  2. Nummer 1 geeft de instructie 
  3. Nummer 2 zoekt het in het woordenboek op
  4. Na 10 minuten wisselen

Slide 32 - Tekstslide

Runde 1
das Frühstück
das Auto                                        
die Lampe              
der Fernseher
eine Vorspeise                         
billig  
die Bäume
die Wand
der Papierkorb
der Kugelschreiber
                                               




Slide 33 - Tekstslide

Hoeveel woorden heeft de ander gevonden?
010

Slide 34 - Poll

Runde 2
das Sofa 
der Fisch 
die Schlüssel 
teuer 
aufgemacht
das Fenster 
der Baum 
der Mückenstich 
der Schreibfehler 
erzählen 

Slide 35 - Tekstslide

Hoeveel woorden heeft de ander gevonden?
010

Slide 36 - Poll

das Frühstück = het ontbijt
das Auto = de auto
die Lampe = de lamp
der Fernseher = de tv
eine Vorspeise = een voorgerecht
billig = goedkoop
die Bäume = de bomen
die Wand = de muur
der Papierkorb = de afvalbak
der Kugelschreiber = de pen
das Sofa = de bank
der Fisch = de vis
die Schlüssel = de sleutels
teuer = duur
die Katze = de kat
das Fenster = het raam
der Baum = de boom
der Mückenstick = de muggenbeet
der Schreibfehler = de schrijffout
erzählen = vertellen

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide