Woordenschat SV3

Woordenschat 3F
Mechteld Pots 2020
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 3,4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woordenschat 3F
Mechteld Pots 2020

Slide 1 - Tekstslide

Eufemisme

Een eufemisme is een stijlfiguur waarmee iets mooier, vriendelijker en/of minder onaangenaam wordt voorgesteld dan het in werkelijkheid is. 
Verbind een cijfer met de juiste letter.

Slide 2 - Tekstslide

Prijscorrectie
vomeren
Anders begaafd
ruimen
Inactief
werkloos
gehandicapt
prijsverhoging
braken
afmaken van vee

Slide 3 - Sleepvraag

Contaminatie

Als je twee woorden of uitdrukkingen ten onrechte vermengt, spreek je van een contaminatie.
Voorbeelden:
Deze computer kost duur. (kost veel of is duur)
Ik zal dat nachecken. (nakijken of checken)
Noteer A. de contaminatie B. de delen waaruit de contaminatie is uit samengesteld.
Voorbeeld: We hebben soep even snel opgeconsumeerd.
A= opgeconsumeerd B= opeten en consumeren


Slide 4 - Tekstslide

De conrector zou dat wel even nachecken.

Slide 5 - Open vraag

Volgens mijn mening kan dit niet langer.

Slide 6 - Open vraag

Jij zal dat overnieuw moeten maken.

Slide 7 - Open vraag

Functiewoorden
Woorden die de functie van een tekstgedeelte weergeven. Wat betekenen de functiewoorden? Kies de juiste betekenis.

Slide 8 - Tekstslide

Aanleiding
A
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver
B
Dat wat de schrijver tot het schrijven van de tekst aanzette.
C
Vaststelling van een feit of verschijnsel
D
Verhaaltje dat de schrijver vertelt als illustratie bij het onderwerp van de tekst.

Slide 9 - Quizvraag

Constatering
A
Iets dat nodig is of eerst moet gebeuren voordat iets anders kan gebeuren.
B
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver
C
Vaststelling van een feit of verschijnsel
D
Samenvattende omschrijving van de kenmerken van een begrip

Slide 10 - Quizvraag

Relativering
A
Overtuigen dat de waarnemingen juist zijn.
B
De schrijver laat de betrekkelijkheid van iets zien, zwakt iets af.
C
Iets dat nodig is of eerst moet gebeuren voordat iets anders kan gebeuren.
D
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver

Slide 11 - Quizvraag

Definitie
A
Voorwaarde of beperking bij een toezegging
B
Nadenken over wat het beste is.
C
Iets dat nodig is of eerst moet gebeuren voordat iets anders kan gebeuren.
D
Samenvattende omschrijving van de kenmerken van een begrip

Slide 12 - Quizvraag

Tegenwerping
A
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver
B
Jouw opvatting over iets stellen tegenover de mening van een ander
C
Laten zien dat een argument/argumentatie niet juist is.
D
Voorwaarde of beperking bij een toezegging

Slide 13 - Quizvraag

Weerlegging
A
Laten zien dat een argument/argumentatie niet juist is.
B
Formulering van een probleem met de bedoeling het te gaan oplossen
C
Het verduidelijken van iets door meer details te geven en/of de mening iets minder scherp te maken.
D
Extra, nauwkeuriger omschreven informatie bij een onderwerp

Slide 14 - Quizvraag

Nuancering
A
Voorwaarde of beperking bij een toezegging
B
Nadenken over wat het beste is.
C
Aangeven wat je aan iets hebt, hoe je het kunt gebruiken.
D
Het verduidelijken van iets door meer details te geven en/of de mening iets minder scherp te maken.

Slide 15 - Quizvraag

Probleemstelling
A
Formulering van een probleem met de bedoeling het te gaan oplossen
B
Vaststelling van een feit of verschijnsel
C
Aangeven wat je aan iets hebt, hoe je het kunt gebruiken
D
Voorwaarde of beperking bij een toezegging.

Slide 16 - Quizvraag

Anekdote
A
Verhaaltje dat de schrijver vertelt als illustratie bij het onderwerp van de tekst.
B
Het verduidelijken van iets door meer details te geven en/of de mening iets minder scherp te maken.
C
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver
D
De schrijver laat de betrekkelijkheid van iets zien, zwakt iets af.

Slide 17 - Quizvraag

Monoloog
A
Een betoog van één persoon die aan het woord is.
B
Een mondelinge conversatie tussen ten minste twee personen.
C
Een activiteit waarbij de verteller aan de toehoorders door middel van een betoog én eventuele hulpmiddelen iets toont of presenteert.
D
Een gesprek tussen verschillende mensen, waarin een vrije gedachtenwisseling plaatsvindt.

Slide 18 - Quizvraag

Hoe ging het?
Super
Mwah
Slecht

Slide 19 - Poll