In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Necesitas el portátil (laptop) om de les te starten via LessonUp, la libreta (schrift), el libro (het boek)
Slide 3 - Tekstslide
Wat kennen jullie tot nu toe in het Spaans. Schrijf het antwoord in het Spaans.
Slide 4 - Open vraag
Me llamo...
Tengo ... años
Soy de ...
Vivo en ...
Nombre (naam)
Edad
(leeftijd)
Nacionalidad (afkomst)
Dirección
(adres)
Slide 5 - Sleepvraag
Hola, ¿qué tal?
Bien, ¿y tú?
Bien, gracias.
¿Cómo te llamas?
Me llamo Ricardo.
¿Y tú cómo te llamas?
Encantada.
Me llamo Naftely.
Slide 6 - Sleepvraag
Soy de Holanda.
¿Cómo te llamas?
Tengo trece años.
muy bien
Me llamo
Ik kom uit Nederland
Hoe heet je?
Ik ben 13 jaar.
Heel goed
Ik heet ...
Slide 7 - Sleepvraag
Objetivos Doelen
Samenvatting van Unidad 2 en 3
Introductie aan Unidad 4 "CÓMO ESTÁS"
Na deze les:
Kan je de ww "ESTAR" voor emoties gebruiken
Slide 8 - Tekstslide
SER
LLAMARSE
ESTAR
Yo
soy
me llamo
estoy
Tú
eres
te llamas
estás
Él/ella/us
es
se llama
está
Nosotros
somos
nos llamamos
estamos
Vosotros
sois
os llamáis
estáis
Ellos
son
se llaman
están
Slide 9 - Tekstslide
Vul de juiste antwoord. Usamos el verbo "ser" para
A
met mensen te spreken
B
plaatsen, dingen en mensen te beschrijven.
C
plaatsen aan te geven
D
Ninguna de las anteriores.
Slide 10 - Quizvraag
Opdracht 1: Verbind de juiste woorden met elkaar. (8p)
ik heet
zij is
ben jij
ik ben
jij heet
soy
te llamas
es
eres
me llamo
Slide 11 - Sleepvraag
Vul de juiste antwoord
Usamos el verbo "estar" para
A
Alleen plaatsen aan te geven
B
Plaatsen en tijdelijke situaties aan te geven
C
Vaste kenmerken van mensen, dingen en plaatsen te beschrijven
D
Ninguna de las anteriores
Slide 12 - Quizvraag
Verbind met elkaar
ESTAR
SER
Je gebruik ... om de naam, beroep, nationaliteit en herkomst aan te geven; om te zeggen welke dag en tijd het is; evenementen; kleuren; blijvende kenmerken, eigenschappen.
Je gebruikt ... om een tijdelijke toestand te beschrijven; om te zeggen waar iets of iemand zich bevindt; om eten te beoordelen.
Slide 13 - Sleepvraag
Yo + estar+ emociones
Slide 14 - Open vraag
Yo + estar+ emociones
Slide 15 - Tekstslide
¿Cómo estás?
Slide 16 - Open vraag
Hola! Cómo estás?
A
Yo también
B
Adiós
C
Soy Ana
D
Yo estoy feliz
Slide 17 - Quizvraag
A
Él está asustado
B
Él está feliz
C
yo estoy contento
D
Ella está enamorada
Slide 18 - Quizvraag
Vertaal naar het Spaans: ik ben zenuwachtig.
A
estoy feliz
B
estoy triste
C
estoy enojado/a
D
estoy nervioso/a
Slide 19 - Quizvraag
estar - ellos
Slide 20 - Open vraag
estar, nosotros
Slide 21 - Open vraag
estar, él
Slide 22 - Open vraag
es
estáis
soy
estoy
son
1. Mi amiga Fréderique____francesa
2. ____muy cansado de estudiar.
3. Tom y Anita______mis padres.
4. Yo______una profesora de español.
5. ¿Marlou y tú _____en Peru ahora?
Slide 23 - Sleepvraag
Mis amigas Anne y Priscilla (ser)______muy simpáticas.
Slide 24 - Open vraag
Emoties aangeven
ESTAR
SER
Karaktereigenschappen
Beroepen
Zich bevinden
Wanneer iets plaatsvindt
Nationaliteit
Slide 25 - Sleepvraag
Daisy y Deborah, ¿(ser)______profesoras de inglés?
Slide 26 - Open vraag
No me siento bien, yo (estar)_______enfermo (ziek).
Slide 27 - Open vraag
¿Ser o Estar? Una descripción de los aspectos físicos/ een beschrijving van de fysieke aspecten
A
ser
B
estar
Slide 28 - Quizvraag
¿Ser o Estar? Datos personales como: nombre, domicilio, nacionalidad, etc. / persoonsgegevens zoals: naam, adres, nationaliteit.
A
ser
B
estar
Slide 29 - Quizvraag
¿Ser o Estar? un estado como alegre, triste, bien, mal, etc./ emoties zoals: blij, verdrietig, goed, slecht.