Les 1 paragraaf 3.6 (1HVE)
1 / 35
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Welk begrip is van toepassing op een groot gebied en een langere periode?
A
weer
B
klimaat
Slide 4 - Quizvraag
Welk klimaat komt op hogere breedte voor?
A
savanneklimaat
B
tropisch regenwoudklimaat
C
toendraklimaat
D
woestijnklimaat
Slide 5 - Quizvraag
In welk klimaat groeien van nature veel naaldbomen?
A
savanneklimaat
B
tropisch regenwoudklimaat
C
gematigd zeeklimaat
D
landklimaat
Slide 6 - Quizvraag
Op welk halfrond schijnt in juni de zon vooral?
A
noordelijk
B
zuidelijk
Slide 7 - Quizvraag
Waar is de zonnestand lager?
A
in gebieden op lagere breedte
B
In gebieden op hogere breedte
Slide 8 - Quizvraag
In berggebieden geldt: hoe hoger, hoe....
A
kouder
B
warmer
Slide 9 - Quizvraag
Zo noemen we het proces waarbij hoog in de lucht wolken ontstaan....
A
verdamping
B
condensatie
Slide 10 - Quizvraag
Deze vorm van water komen we in de pool- en berggebieden vaak tegen.
A
vloeibaar
B
vast
C
gasvormig
Slide 11 - Quizvraag
De zee geeft in Nederland in de winter.....
A
verkoeling
B
verwarming
Slide 12 - Quizvraag
Als we in Nederland een oosten wind hebben, dan is er sprake van een.....
A
aflandige wind
B
aanlandige wind
