Les 1 paragraaf 3.3 (1HVE)
1 / 42
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
"In Spanje zijn de zomers meestal warmer en droger dan in Nederland". Deze uitspraak gaat over......
A
het weer
B
het klimaat
Slide 4 - Quizvraag
Wat veranderd er van dag tot dag?
A
het weer
B
het klimaat
Slide 5 - Quizvraag
Welk klimaat ligt op lage breedte?
A
poolklimaat
B
gematigd zeeklimaat
C
savanneklimaat
D
landklimaat
Slide 6 - Quizvraag
In welk klimaat tref ik hete zomers en koude winters aan?
A
toendraklimaat
B
gematigd zeeklimaat
C
landklimaat
D
tropisch regenklimaat
Slide 7 - Quizvraag
Welk landschap bestaat 9 maanden uit sneeuw en ijs en 's zomers uit mossen en grassen?
A
Steppeklimaat
B
toendraklimaat
C
savanneklimaat
D
landklimaat
Slide 8 - Quizvraag
In welk klimaat groeien lange grassen en groepjes bomen?
A
Steppeklimaat
B
toendraklimaat
C
savanneklimaat
D
landklimaat
Slide 9 - Quizvraag
Welk klimaat op lagere breedte is het droogst?
A
Steppeklimaat
B
tropisch regenwoudklimaat
C
savanneklimaat
D
woestijnklimaat
Slide 10 - Quizvraag
Als ik verder van de evenaar vandaan reis naar het noorden of naar het zuiden......
A
dan wordt het warmer
B
dan wordt het kouder
Slide 11 - Quizvraag
Zeker in berggebieden geldt: hoe hoger, hoe....
A
warmer
B
kouder
Slide 12 - Quizvraag
De luchtlaag rondom de aarde wordt .....verwarmt door de zon.
A
direct
B
indirect
Slide 13 - Quizvraag
's ochtends hebben we in Nederland een......
A
hoge zonnestand
B
lagere zonnestand
Slide 14 - Quizvraag
Een .....zonnestand geeft de meeste warmte.
A
hoge
B
lagere
Slide 15 - Quizvraag
Zonnestralen verwarmen een groot stuk aardoppervlak bij een.....
A
hogere zonnestand
B
lagere zonnestand
Slide 16 - Quizvraag
De minimumtemperatuur meten we meestal.....
A
vlak voor zondopkomst
B
midden op de dag
C
vlak na zonsondergang
Slide 17 - Quizvraag
De zonnestralen vallen .......schuin op het aardoppervlak.
A
op hogere breedte
B
op lagere breedte
