In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Voorbeelden gebruiken
havo 2
Slide 1 - Tekstslide
Doel
Ik kan mijn tekst aantrekkelijker en duidelijker maken door het gebruik van voorbeelden
Slide 2 - Tekstslide
Voorbeelden gebruiken
Een tekst wordt leuker en duidelijker als je zo nu en dan een voorbeeld gebruikt:
-> moeilijk woord uitleggen
-> situatie duidelijk maken
Slide 3 - Tekstslide
Signaalwoorden
Een voorbeeld kun je aankondigen met een signaalwoord:
bijvoorbeeld, zoals, denk maar aan, zo, neem nou, ...
Gebruik je getallen, wees dan zo concreet mogelijk.
Slide 4 - Tekstslide
Met welke signaalwoorden kun je een voorbeeld beginnen in een tekst?
Slide 5 - Open vraag
Het gaat al jaren slecht met de meeste weidevogelsoorten in Nederland. Cijfers van het CBS toonden vorig jaar aan dat bijvoorbeeld het aantal grutto's, scholeksters en veldleeuweriken steeds verder daalt. Waar worden voorbeelden van genoemd?
A
Cijfers van CBS
B
vogels
C
weidevogelsoorten
D
grutto's
Slide 6 - Quizvraag
Vul de zin aan met drie duidelijke voorbeelden. Nederland heeft al jaren geen echte natuurrampen meegemaakt. Voorbeelden zijn ..., ... en ...
Slide 7 - Open vraag
Vul de zin aan met drie duidelijke voorbeelden. Karel wil in de dierentuin lang kijken bij de wilde dieren, zoals ..., ... en ...
Slide 8 - Open vraag
Uitverkoop
Als je door een willekeurige winkelstraat in Nederland loopt, zou je haast denken dat het voortdurend uitverkoop is. Overal staan borden met ‘sale’, ‘hoge kortingen’ en ‘nu halve prijs’ of er staan rekken met afgeprijsde artikelen voor de deur. Toch zijn er nog steeds producten die alleen in een bepaalde periode met hoge kortingen aangeboden worden. Dit geldt bijvoorbeeld voor kleding, maar ook voor kerstartikelen en tuinmeubelen.
Slide 9 - Tekstslide
Welke voorbeelden worden in de tekst genoemd?
Slide 10 - Woordweb
De meeste leraren op onze school zijn redelijk normaal. Ze helpen je als je iets niet begrijpt en groeten je als je ze tegenkomt in de gang. Maar er is er een bij … Vul aan met een voorbeeld!
Slide 11 - Open vraag
‘Geld maakt niet gelukkig’, zeggen de mensen. Maar mijn moeder voegde eraan toe: ‘Maar het is wel makkelijk als je het hebt.’ Dat heb ik ondervonden... Vul aan met een voorbeeld!
Slide 12 - Open vraag
Opdracht
Je gaat een tekst schrijven van 250 à 300 woorden over het onderwerp Geld. Bespreek vragen als: Op welke manier(en) kom jij aan je geld? Heb je genoeg of kom je vaak tekort? Zo ja, hoe komt dat dan? Waaraan geef je je geld zoal uit? Spaar je weleens ergens voor?
Schrijf de tekst. Verwerk in je tekst tenminste één kort voorbeeld en één lang voorbeeld. Varieer in woordkeus en zinsopbouw.