Vaardigheden (deel 1)

• Aardrijkskunde
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Aardrijkskunde   h/v  H3

Vaardigheden (deel 1)

- Je weet misschien al wat windrichtingen zijn

- Je weet misschien al welke vorm de aarde heeft

- Je kan voor een plaats de plek op de aarde bepalen, aan de hand van geografische coördinaten.

Uitleg via LessonUp, inclusief een samenvattend filmpje

Samen oefenen we het lezen van een geografisch coördinaat op een kaart.

Maken opdracht 1 t/m 4

Als je klaar bent: maak dan ook opdracht 5

Hoe ging de les? (proces)

Wat heb je geleerd? (doel)

Afmaken van de opdrachten (indien nodig)

Voorkennis

- Je weet misschien al wat windrichtingen zijn

- Je weet misschien al welke vorm de aarde heeft

Leerdoel van deze les

- Je kan voor een plaats de plek op de aarde bepalen, aan de hand van geografische coördinaten.

Relatieve ligging

De positie ten opzichte van een andere plaats.

Bijvoorbeeld: 

Ik woon op 10 kilometer afstand van school.

Absolute ligging

De positie van een locatie door middel van geografische coördinaten.

Bijvoorbeeld:

52.152692 N.B. , 5.209291 O.L.

We gebruiken hiervoor het graadnet.

6

52

Breedtecirkels

• Lijnen die van oost naar west gaan heten breedtecirkels of paralellen.

• De evenaar loopt precies op het midden van de aarde. 

• Alles ten noorden hiervan is het noordelijk halfrond.  

• Alles ten zuiden hiervan is het zuidelijk halfrond. 

Een plaats kan bijvoorbeeld 10°NB of 10°ZB liggen. Dit is ten opzichte van de evenaar.

Lengtecirkels

• Lijnen die van de noordpool naar de zuidpool gaan heten lengtecirkels of meridianen.

• De nulmeridiaan loopt precies over het plaatsje Greenwich bij Londen.

• Alles ten westen hiervan is het westelijk halfrond.  

• Alles ten oosten hiervan is het oostelijk halfrond. 

Een plaats kan bijvoorbeeld 10°WL of 10°OL liggen. Dit is ten opzichte van de nulmeridiaan.

Samenvatting

https://www.youtube.com/watch?v=Y_44D-RdZ3Q

6

52

Antwoord

Vragen? :-)

Aan de slag:

LB blz 116-117

Maak nu opdracht:  Vaardigheden 1 t/m 4

Ben je klaar?: Maak dan ook opdracht 5

Huiswerk: Afmaken 1 t/m 4 (indien nodig)

Lesafsluiting

Hoe ging het?

Wat heb je geleerd?

Was het moeilijk - makkelijk?

Is er huiswerk?