Module 1 les 4

Module 1: gedichten
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nederlands

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Module 1: gedichten

Slide 1 - Tekstslide

doelen
Na deze les
- heb je nagedacht over twee totaal verschillende gedichten. 
-  begrijp je de betekenis van de gedichten. 
- kun je uitleggen wat voor gevoel het bij je oproept. 
- kun je je eigen mening formuleren

Slide 2 - Tekstslide

introductie
Je gaat zelfstandig werken aan de module 'gedichten'. 
Er is altijd een docent aan wie je iets kan vragen als je iets niet begrijpt. 
Deze module bevat verschillende opdrachten + een eindopdracht die als bewijsmateriaal dient voor je portfolio. 
Ook werk je aan vaardigheden als presenteren, samenwerken, leesvaardigheid en schrijfvaardigheid. 

Slide 3 - Tekstslide

Lees het volgende gedicht 
en beantwoord de vragen. 

Let op! gebruik hele zinnen, zorg dat er altijd een stukje van de vraag in het antwoord staat.
Let ook goed op hoofdletters en leestekens! 

Slide 4 - Tekstslide

O zo heppie
1 Ik voel me ozo heppie,
2 zo heppie deze dag
3 en als je vraagt: wat heppie
4 als ik eens vragen mag,
5 dan zeg ik: hoe wat heppie,
6 wat heppik aan die vraag,
7 heppie nooit dat heppieje
8 dat ik hep vandaag?




Uit: Ozo heppie en andere versjes, Joke van Leeuwen, Amsterdam, Querido, 2000.

Slide 5 - Tekstslide

Wat betekent 'Heppie' in regel 1 en 2?

Slide 6 - Open vraag

Schrijf je dat zo?

Slide 7 - Open vraag

Wat betekent 'heppie' in regel 3?

Slide 8 - Open vraag

Schrijf je dat zo?

Slide 9 - Open vraag

Wat betekenen de woorden heppie, heppik, heppie, heppieje en hep in de overige zinnen?

Neem de woorden over en zet de betekenis erachter.

Slide 10 - Open vraag

Hoe wordt er in dit gedicht met taal gespeeld?

Slide 11 - Open vraag

Het volgende gedicht
Lees het volgende gedicht en beantwoord daarna de vragen. 

Let op! gebruik hele zinnen, zorg dat er altijd een stukje van de vraag in het antwoord staat.
Let ook goed op hoofdletters en leestekens! 

Slide 12 - Tekstslide

Op de vlucht voor een landkaartje


Wij fietsten altijd samen.
Jij keek wel uit
voor twee; voor mij en jou.
‘Want jij moet twee fietsen sturen,’
lachte je, ‘met die fiets op je neus!’


Toen opende een portier
de poort naar de dood voor jou.
Je voorwiel draaide nog rondjes
terwijl jij al de bocht naar het einde
had genomen, je bloed nog
een rood landkaartje tekende
tussen de straatstenen.



Op dat landkaartje in mij
fiets ik stom alle paadjes af,
maar kan je niet, nooit vinden.

Nu fietsen wij altijd samen
jij en ik, en kijk ík wel uit voor twee,
want het is moeilijk sturen
met jou op mijn schouders.



Daniël Billiet, Op de vlucht voor een landkaartje, Infodok, 1990, uit: Met gekleurde billen zou het gelukkiger leven zijn, uitgeverij
Averbode, 1996

Slide 13 - Tekstslide

Wat bedoelt de schrijver met 'die fiets op je neus'?

Slide 14 - Open vraag

Wat is de relatie tussen de ik-persoon en de ander, denk je? Leg je antwoord uit.

Slide 15 - Open vraag

Wat deden de ik- persoon en de ander altijd samen?

Slide 16 - Open vraag

Lees de 2e strofe nog eens goed door.
Wat is de doodsoorzaak?

Slide 17 - Open vraag

De eerste en de laatste strofe lijken op elkaar. Wat is hetzelfde?

Slide 18 - Open vraag

De eerste en de laatste strofe lijken op elkaar. Wat is/zijn de verschillen?

Slide 19 - Open vraag

Wat voel of denk je bij dit gedicht.
Leg je antwoord uit.

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Link

Ik ben in deze les bezig geweest met:
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
iets leuks
B
iets nieuws
C
iets saais
D
iets moeilijks

Slide 22 - Quizvraag

Opdracht voor je portfolio! 
Op de volgende slide zie je een website met heel veel gedichten.

1. Kies een gedicht wat je leuk vindt.
2. Maak van dit gedicht een screenshot. 
3. Open een word-document. Noem het gedichten 2 _ naam + achternaam + klas. 
4. Plak het screenshot in het word-document
5. Schrijf onder de foto wat het gedicht betekent, en wat het met je doet. 
6. Sla het bestand op in de map OneDrive, Nederlands. Als dit niet lukt dan vraag je hulp aan een klasgenoot of de docent. 

Slide 23 - Tekstslide