T3 poëzie

Les 27 mei
  • controleren huiswerk (opdracht leesvaardigheid)
  • laatste onderdeel Fictieportfolio
  • FP-opdracht 2 heb je 25 mei ingeleverd via magister
  • vandaag maken we een begin met opdrachten van FP-opdracht 3 
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Les 27 mei
  • controleren huiswerk (opdracht leesvaardigheid)
  • laatste onderdeel Fictieportfolio
  • FP-opdracht 2 heb je 25 mei ingeleverd via magister
  • vandaag maken we een begin met opdrachten van FP-opdracht 3 

Slide 1 - Tekstslide

maar eerst even dit ....

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

"Het duurt te lang, ik sta ........."

Slide 4 - Tekstslide

"Met bloed, zweet en .... "

Slide 5 - Tekstslide

"Leef, alsof het je ....."

Slide 6 - Tekstslide

"Het is een nacht, die je normaal ....."

Slide 7 - Tekstslide

zinnen uit liedjes die blijven hangen
“als je bij me weggaat, mag ik dan met je mee?”

-> Waar zou dit over gaan?

“wat we samen vroeger droomden, weet de helft van ons niet meer”
-> De helft van ons? Wie bedoelt de zanger? Waar zou dit over gaan?

Kent iemand nog een mooie zin? ....



Slide 8 - Tekstslide

Poëzie
schrijf 3 dingen op

Slide 9 - Woordweb

Poëzie zijn gedichten
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Poëzie is gevaarlijk
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Poëzie kan je het gevoel geven dat je dom bent
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Poëzie en liedteksten hebben veel gemeen
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Poëzie is vergelijkbaar met fietsen of verliefd worden
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Poëzie wil iets overbrengen
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Poëzie is stom
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Poëzie kan interessant zijn
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Ik heb ervaring met het lezen van poëzie
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quizvraag

Poëzie is als koffie drinken, als olijven eten. 
Je vindt het niet direct lekker. Je moet het leren drinken, of eten. En daar gaan we nu een poging voor doen.

Slide 19 - Tekstslide

OPDRACHT (deel 1)
Je gaat een paar gedichten lezen. Neem de tijd.
Beantwoordt daarna voor elk gedicht deze 3 vragen:
1. Wat valt je op als je het leest?
2. Waar gaat het gedicht over denk je?
3. Wat voor gevoel geeft het gedicht je?
Leerlingen thuis: invullen op uitgedeeld papier 
Leerlingen klas: invullen op uitgedeeld papier                   10 min.

Slide 20 - Tekstslide

OPDRACHT (deel 2)
Kies uit de zes gedichten jouw drie favorieten. Maak een top 3
Welke van deze drie mag op nummer 1? En waarom?
Welke op 2? Waarom?
Welke op 3? Waarom?
Welk gedicht vond je het minst goed/leuk van alle zes? Waarom?

-> Vul dit in in je papieren/digitale document

Slide 21 - Tekstslide

1. Honoloeloe
Honoloeloe

Als ik mijn ogen toe doe
ben ik in Honoloeloe



Jules Deelder

Slide 22 - Tekstslide

2. Spleen
Ik zit mij voor het vensterglas
onnoemelijk te vervelen.
Ik wou dat ik twee hondjes was
dan kon ik samen spelen.


Godfried Bomans ...

Slide 23 - Tekstslide

3. Peter

A terrible infant, called Peter
Sprinkled his bed with a gheter
His father got woost,
Took holf of a cnoost,
And gave him a pack on his mieter

John O'Mill

Slide 24 - Tekstslide

4. Heppie
Ik voel me ozo heppie
zo heppie deze dag.
en als je vraagt: wat heppie
als ik eens vragen mag,
dan zeg ik: hoe wat heppie,
wat heppik aan die vraag,
heppie nooit dat heppieje
dat ik hep vandaag?

Slide 25 - Tekstslide

5. Ik hou van je
Zie je ik hou van je,
ik vin je zo lief en zo licht -
je ogen zijn zo vol licht,
ik hou van je, ik hou van je.

En je neus en je mond en je haar
en je ogen en je hals waar
je kraagje zit en je oor
met je haar er voor


Slide 26 - Tekstslide

Zie je ik wou graag zijn
jou, maar het kan niet zijn,
het licht is om je, je bent
nu toch wat je eenmaal bent.

O ja, ik hou van je,
ik hou zo vrees'lijk van je,
ik wou het helemaal zeggen -
Maar ik kan het toch niet zeggen.


Slide 27 - Tekstslide

6. Een vriend
Je hebt iemand nodig,
stil en oprecht,
die als het er op aankomt
voor je bidt en vecht.
Pas als je iemand hebt,
die met je lacht en met je grient,
dan kun je pas zeggen;
'k heb een vriend.

Slide 28 - Tekstslide

Vul je Top 3 in

Slide 29 - Open vraag

afronden
Leerlingen klas   : lever de ingevulde blaadjes in (naam!)
Leerlingen thuis : stop het ingevulde document nu in je boek NE, dan lever je het de volgende les in (niet vergeten!)

Huiswerk : 
Neem een gedicht of liedtekst mee dat/die jou aanspreekt. Liefst op papier of mail het mij (dan print ik het uit).  

Slide 30 - Tekstslide