M2 H4 Woordenschat: vaste voorzetsels

H4 Woordenschat
Vaste voorzetsels
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H4 Woordenschat
Vaste voorzetsels

Slide 1 - Tekstslide

DOELEN

- Ik weet wat voorzetsels zijn.
- Ik kan vaste voorzetsels herkennen.
- Ik kan de juiste voorzetsels bij werkwoorden noemen.

Slide 2 - Tekstslide

 Vaste voorzetsels
Bij sommige werkwoorden hoort een voorzetsel dat je niet kunt vervangen: een vast voorzetsel
Dit voorzetsel kan ervoor zorgen dat een werkwoord een andere betekenis krijgt. 
Voorbeeld:
Onze buurman houdt al jaren kippen.
Ik houd van kip met frietjes.

Slide 3 - Tekstslide

Nog een paar voorbeelden:
In november bestaat hun school honderd jaar.
Het boek bestaat uit zes hoofdstukken.

Hij lacht de jongen uit.
Hij lacht om het grapje.

Slide 4 - Tekstslide

Lees de tekst.

Slide 5 - Tekstslide

Welk voorzetsel hoort bij 'horen'? Haal je antwoord uit de tekst.

Slide 6 - Open vraag

Welk voorzetsel hoort bij 'kijken'? Haal je antwoord uit de tekst.

Slide 7 - Open vraag

Welk voorzetsel hoort bij 'omgaan'? Haal je antwoord uit de tekst.

Slide 8 - Open vraag

Welk voorzetsel hoort bij 'kiezen'? Haal je antwoord uit de tekst.

Slide 9 - Open vraag


Wat betekent 'subtieler'? Haal je antwoord uit de tekst.
A
kleiner
B
minder opvallend
C
uitgekiender

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent: 'het spreekt boekdelen'? Haal je antwoord uit de tekst.

Slide 11 - Open vraag

Wat wordt er bedoeld met 'bloedband'? Haal je antwoord uit de tekst.

Slide 12 - Open vraag


Noteer een synoniem voor 'markant'.

Slide 13 - Open vraag


SNELLE OEFENINGEN

Slide 14 - Tekstslide

Vul het juiste voorzetsel in.

Ik ben benieuwd ... de cijfers.

Slide 15 - Open vraag

Vul het juiste voorzetsel in.

Hij is verantwoordelijk ... de organisatie.

Slide 16 - Open vraag

Vul het juiste voorzetsel in.

Zij verwachtte veel ... het feest.

Slide 17 - Open vraag

Vul het juiste voorzetsel in.
Ik moest hem herinneren ... de afspraak.

Slide 18 - Open vraag

Vul het juiste voorzetsel in.

Hij wilde niet ingaan ... mijn voorstel.

Slide 19 - Open vraag

Vul het juiste voorzetsel in.

Hij ging helemaal op ... het spelletje.

Slide 20 - Open vraag

Vul de juiste voorzetsels in.
Hij speelde de eerste wedstrijd ... aanwezigheid ... zijn hele familie.

Slide 21 - Open vraag

Vul de juiste voorzetsels in.
Hij was erg ... de indruk ... de goede sfeer in het team.

Slide 22 - Open vraag

Vul de juiste voorzetsels in.
Je doet dat meestal ... combinatie ... een ander vak.

Slide 23 - Open vraag

GELEERD?
VASTE VOORZETSELS

- Je weet wat voorzetsels zijn.
- Je kunt vaste voorzetsels herkennen.
- Je kunt de juiste voorzetsels bij werkwoorden noemen.

Slide 24 - Tekstslide

Wat wist je al?

Slide 25 - Open vraag

Wat snap je nog niet zo goed? Noteer dit hieronder.

Slide 26 - Open vraag

KLAAR!
Ga nu door met de volgende opdrachten op je planner.

Slide 27 - Tekstslide