Voorzetselvoorwerp

voorzetselvoorwerp
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

voorzetselvoorwerp

Slide 1 - Tekstslide

Ik ben verdikt, ik moet zoals dat heet daar iets …………….. doen ik moet dus op dieet, dat is nu juist iets waar ik ………………. ben dat is nu juist iets, iets waar ik niets ………. ken
……………… geen chocola meer geen friet …………… mayonaise alleen nog sla en wortels ……………… radijs

Konijneneten - Bart Peeters
aan
tegen
van
met
van  verdikt, ik moet zoals dat heet daar iets …………….. doen ik moet dus op dieet dat is nu juist iets waar ik ………………. ben dat is nu juist iets, iets waar ik niets ………. ken
……………… geen chocola meer geen friet …………… mayonaise alleen nog sla en wortels ……………… radijs

met

Slide 2 - Sleepvraag

Welke soort woorden vulde je telkens in?
A
lidwoorden
B
zelfstandige naamwoorden
C
werkwoorden
D
voorzetsels

Slide 3 - Quizvraag

Welk voorzetsel hoort bij dit werkwoord: besparen ___ iets
A
met
B
op
C
van
D
in

Slide 4 - Quizvraag

Welk voorzetsel hoort bij dit werkwoord: fluiten ___ iemand
A
op
B
achter
C
met
D
naar

Slide 5 - Quizvraag

Vul de zin aan met een vzv: Ik geniet ...

Slide 6 - Woordweb

Vul de zin aan met een vzv: Wij wachten ...

Slide 7 - Woordweb

Voorzetselvoorwerp (VZV)
  • Het vzv is een noodzakelijk zinsdeel voor de betekenis van de zin. 
  • Het begint met een vast (figuurlijk) voorzetsel bij een werkwoord of naamwoord. 
voorbeeld: Ik reken op je komst.
               'rekenen op' is een vaste combinatie
                op je komst = voorzetselvoorwerp

Slide 8 - Tekstslide

'gewone' voorzetsels
vaste voorzetsels
Geeft aan waar zaken zich ten opzichte van elkaar bevinden
Hangt vast aan werkwoord

Slide 9 - Tekstslide

Vul de zin aan met een vzv: Zij is dol...

Slide 10 - Woordweb

vzv
geen vzv
Ik zit dikwijls slaperig in de les. 
Ik worstel met de oefening.
Ik verlang naar het weekend.
Voor het bord staat een knappe leraar.

Slide 11 - Sleepvraag

Wat is het voorzetselvoorwerp in de volgende zin?

Ik waarschuwde haar voor de gevolgen.
A
haar
B
voor
C
voor de gevolgen
D
Er zit geen voorzetselvoorwerp in.

Slide 12 - Quizvraag

Welke kenmerken heeft een voorzetselvoorwerp (VZV) ?
A
Het begint met een vast vz en wordt letterlijk gebruikt.
B
Het is een zinsdeel dat begint met een vz.
C
Het begint met een vast vz en wordt figuurlijk gebruikt.

Slide 13 - Quizvraag

Nog ... zijn studie werkte hij in een sterrenrestaurant.
A
tijdens
B
onder
C
na
D
voor

Slide 14 - Quizvraag

Jeroen Meus houdt ... koken.
A
in
B
voor
C
van
D
achter

Slide 15 - Quizvraag

Hij begint ... een nieuw hoofdstuk van zijn leven.
A
achter
B
aan
C
door
D
voor

Slide 16 - Quizvraag

Even oefenen: vaste voorzetsel
vaste voorzetsels

Slide 17 - Tekstslide

Vul het correcte vaste voorzetsel in.

Mijn broertje was erg trots ... zijn zelfgebakken taart.

Slide 18 - Open vraag

Vul het correcte vaste voorzetsel in.

De secretaris herinnert zijn baas ... zijn afspraak.

Slide 19 - Open vraag

Vul het correcte vaste voorzetsel in.

De studente verdiepte zich ... haar cursus anatomie.

Slide 20 - Open vraag

Vul het correcte vaste voorzetsel in.

Het menu bestaat ... drie gangen.

Slide 21 - Open vraag

Vul het correcte vaste voorzetsel in.

Na de maaltijd geniet opa ... een heerlijk ijsje.

Slide 22 - Open vraag

Vul het correcte vaste voorzetsel in.

Ik denk na ... een boeiend thema voor mijn spreekbeurt.

Slide 23 - Open vraag

Vul het correcte vaste voorzetsel in.

Waarom kun je je zo moeilijk ... de afspraken houden?

Slide 24 - Open vraag

Vul het correcte vaste voorzetsel in.

Gisteren waarschuwde de weerman ... hevig onweer in de Ardennen.

Slide 25 - Open vraag

Vul het correcte vaste voorzetsel in.

Straks zul je stomverbaasd zijn ... mijn kookkunsten.

Slide 26 - Open vraag

Vul het correcte vaste voorzetsel in.

Na een weekje kamperen verlangen we ... ons eigen bed.

Slide 27 - Open vraag

Bevat deze zin een voorzetselvoorwerp?

Ik verlang enorm naar de vakantie.
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quizvraag

Bevat deze zin een voorzetselvoorwerp?

De leerlingen worden overladen met informatie.
A
Ja
B
Nee

Slide 29 - Quizvraag

Bevat deze zin een voorzetselvoorwerp?

Ik wacht op jou op de speelplaats.
A
Ja, 1
B
Ja, 2
C
Nee

Slide 30 - Quizvraag

Wat is het zinsdeel tussen haakjes?

Ik heb (voor jou) een schilderij gemaakt.
A
voorzetselvoorwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 31 - Quizvraag

Wat is het zinsdeel tussen haakjes?

Ik ben soms bang (voor het donker).
A
voorzetselvoorwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 32 - Quizvraag

Voorzetselvoorwerp of bijwoordeljke bepaling?
Wij vertrouwen op uw medewerking.
A
Op uw medewerking = vzv
B
Op uw medewerking = bwb

Slide 33 - Quizvraag

Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling?

Ik reken op zijn hulp.
A
Op zijn hulp = vzv
B
Op zijn hulp = bwb

Slide 34 - Quizvraag

Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling?
Wij fietsen door Haspengouw.
A
door Hardinxveld = vzv
B
door Hardinxveld = bwb

Slide 35 - Quizvraag

Welke kenmerken heeft een voorzetselvoorwerp (VZV) ?
A
Het begint met een vast vz en wordt letterlijk gebruikt.
B
Het is een zinsdeel dat begint met een vz.
C
Het begint met een vast vz en wordt figuurlijk gebruikt.

Slide 36 - Quizvraag


Zij heeft veel plezier in het klaslokaal.

in het klaslokaal is in deze zin...
A
Voorzetselvoorwerp
B
Bijwoordelijke bepaling

Slide 37 - Quizvraag


Ik moest erg lang zoeken naar de bril van Anne.

naar de bril van Anne is in deze zin...
A
Voorzetselvoorwerp
B
Bijwoordelijke bepaling

Slide 38 - Quizvraag


Zij is bang voor spinnen.

voor spinnen is in deze zin...
A
Voorzetselvoorwerp
B
Bijwoordelijke bepaling

Slide 39 - Quizvraag


De brandweerauto staat voor ons huis.

voor ons huis is in deze zin...
A
Voorzetselvoorwerp
B
Bijwoordelijke bepaling

Slide 40 - Quizvraag


Wij wachten met spanning
op de uitslag van het examen.
op de uitslag van het examen is in deze zin...
A
Voorzetselvoorwerp
B
Bijwoordelijke bepaling

Slide 41 - Quizvraag


Het paard bleef stilstaan voor de hindernis.

voor de hindernis is in deze zin...
A
Bijwoordelijke bepaling
B
Voorzetselvoorwerp

Slide 42 - Quizvraag


Straks trakteert mijn zus op een waterijsje.

op een waterijsje is in deze zin...
A
Voorzetselvoorwerp
B
Bijwoordelijke bepaling

Slide 43 - Quizvraag