Hst 36 Bijwoord en Voorzetsel

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Vandaag 

Vandaag werken we aan hoofdstuk 36:  

bijwoorden en voorzetsels 

Wat zijn bijwoorden in deze zin?
We hadden een heel fijne vakantie

1. heel
2. fijne
3. vakantie
4. hadden

Wat zijn bijwoorden in deze zin?
Hij staat achteraan de rij

1. hij
2. staat
3. achteraan
4. de

Wat zijn bijwoorden in deze zin?
Waarom sta je hier te kletsen?

1. waarom
2. sta
3. hier
4. te

Wat zijn bijwoorden in deze zin?
Waar blijf je toch? Kom eens hierheen.

1. waar/ toch
2. waar /blijf /toch
3. kom/ eens
4. eens/ hierheen

Wat zijn bijwoorden in deze zin?
Ik doe het niet meer

1. doe
2. niet
3. meer
4. het

Na het feest etc. 

Voor het feest 

Tijdens het feest

Wat zijn de voorzetsels: De sportvisser voer met het grootste gemak met zijn Zodiac de zee op.

Wat zijn de voorzetsels: De cursus omgaan met teleurstellingen gaat wederom niet door?

Wat gebeurt er met het woord uitnodigen? 

 In de zin 'ik nodig die jongen uit'

Dan wordt het uit elkaar gehaald: het is een scheidbaar werkwoord. 

'Uit' is voorzetsel (achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel) 

Verzin nog een scheidbaar werkwoord, waar ook een voorzetsel in zit, dat achteraan komt te staan?