Hst 36 Bijwoord en Voorzetsel

Vandaag 
Even terug naar Hst 36: ophalen wat bijwoorden en voorzetsels zijn en wanneer je deze gebruikt

Vragen over herkansingen 

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Vandaag 
Even terug naar Hst 36: ophalen wat bijwoorden en voorzetsels zijn en wanneer je deze gebruikt

Vragen over herkansingen 

Slide 1 - Tekstslide

Leerplan grammatica: gaat door 
Geen uur per week = absent 

Slide 2 - Tekstslide

Ontleden: 
Taalkundig: woordsoorten herkennen in een zin

Voornaamwoorden (hst 35)
Zelfstandig & bijvoeglijk naamwoord (hst 6)
Lidwoord (Hst 6) 
Bijwoorden (hst 36)
Voorzetsels (hst 36)


Ontleden
Redekundig: zinsdelen herkennen en benoemen

Persoonsvorm + gezegde 
Onderwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Voorzetsel voorwerp (hst 37)

Slide 3 - Tekstslide

Let op!
Bij het vak Nederlands kan altijd en overal om al deze dingen gevraagd woorden. Begrip ervan is nodig voor spelling, zinsopbouw, taalbegrip etc. 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Wat zijn bijwoorden in deze zin?
We hadden een heel fijne vakantie
A
heel
B
fijne
C
vakantie
D
hadden

Slide 7 - Quizvraag

Wat zijn bijwoorden in deze zin?
Hij staat achteraan de rij
A
hij
B
staat
C
achteraan
D
de

Slide 8 - Quizvraag

Wat zijn bijwoorden in deze zin?
Waarom sta je hier te kletsen?
A
waarom
B
sta
C
hier
D
te

Slide 9 - Quizvraag

Wat zijn bijwoorden in deze zin?
Waar blijf je toch? Kom eens hierheen.
A
Waar toch
B
waar nou toch
C
kom eens
D
eens hierheen

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Wat zijn bijwoorden in deze zin?
Ik doe het niet meer
A
doe
B
niet
C
meer
D
het

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Na het feest etc. 
Voor het feest 
Tijdens het feest

Slide 19 - Tekstslide

Wat zijn de voorzetsels: De sportvisser voer met het grootste gemak met zijn Zodiac de zee op.

Slide 20 - Woordweb

Wat zijn de voorzetsels: De cursus omgaan met teleurstellingen gaat wederom niet door?

Slide 21 - Woordweb

Wat gebeurt er met het woord uitnodigen? 
 In de zin 'ik nodig die jongen uit'
Dan wordt het uit elkaar gehaald: het is een scheidbaar werkwoord. 
'Uit' is voorzetsel (achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel) 

Slide 22 - Tekstslide

Verzin nog een scheidbaar werkwoord, waar ook een voorzetsel in zit, dat achteraan komt te staan?

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Tekstslide


Nog vragen voor herkansingen Nederlands?

Allemaal succes vrijdag!!!!

Slide 25 - Tekstslide