Inwendig milieu, bescherming en afweer

Vandaag
  • Wat is het inwendige milieu? (en wat niet)
  • Hoe beschermd het lichaam zichzelf 
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologySecondary Education

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
  • Wat is het inwendige milieu? (en wat niet)
  • Hoe beschermd het lichaam zichzelf 

Slide 1 - Tekstslide

Het uitwendige milieu
Om het inwendige milieu te snappen is het makkelijker om eerst te weten wat het uitwendige milieu is.
Namelijk alles wat , in de normale toestand, in aanraking komt met de buitenwereld.

Slide 2 - Tekstslide

Het uitwendige milieu
Daar horen jouw huid, ogen, oren etc bij.

Maar ook jouw longen én jouw mond en darmstelsel.

Slide 3 - Tekstslide

Beredeneer waarom het longen en het darmstelsel bij het uitwendige milieu horen?

Slide 4 - Open vraag

Inwendige milieu
Het inwendige milieu zijn dus álle cellen die (in de normale toestand) niet in aanraking komen met de buitenlucht.
Dit is een hele lijst, dus om het makkelijker te maken om te onthouden zeggen we:
Het bloedplasma, het weefselvocht én het lymfevocht.

Slide 5 - Tekstslide

Inwendige milieu
Deze drie vloeistoffen zijn
A. Hetzelfde (bloedplasma -> weefselvocht -> lymfevocht)
en 
B. zitten overal!

Slide 6 - Tekstslide

Beredeneer waarom de drie genoemde vloeistoffen overal in het inwendige milieu zitten?

Slide 7 - Open vraag

Overzicht haarvat, lymfevat en weefsels

Slide 8 - Tekstslide

Beredeneer wanneer het inwendige milieu blootgesteld kan worden aan de buitenwereld.

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Video

Waarom belangrijk
We gaan het hebben over de imuunreactie. De reactie van het lichaam om zichzelf te beschermen.

Dit vind altijd plaats in het inwendige milieu.

Slide 11 - Tekstslide

Lichaamsvreemd
een "lichaamsvreemde" stof is dus letterlijk iets wat "vreemd" is voor jouw lichaam.
Dus iets wat niet thuishoort in jouw lichaam.
Dan hebben we het vooral over bijvoorbeeld bacteriën en virussen (ziekteverwekkers).
Maar als iemand een orgaan krijgt (transplantatie) is dat nieuwe orgaan ook lichaamsvreemd.

Slide 12 - Tekstslide

Lichaamsvreemd
Het lichaam kan lichaamsvreemde ziekteverwekkers herkennen aan wat we "antigenen" noemen.

Die zitten aan de buitenkant van een bacterie, virus of schimmels.

Slide 13 - Tekstslide

Antigenen

Slide 14 - Tekstslide

Micro-organismen en virussen
Ziekteverwekkers kunnen Bacteriën, virussen en schimmels zijn.
Micro-organismen zijn alleen bacteriën en schimmels.
Virussen worden niet gerekend als organismen omdat zij niet "leven".

Slide 15 - Tekstslide

Imuunreactie
Wanneer zo'n lichaamsvreemde stof het lichaam binnendringt ontstaat er een imuunreactie.
Er zijn twee soorten imuunreactie, maar als je voor de eerste keer ziek wordt (eerste keer "besmet") begint het altijd met fagocytose 

Slide 16 - Tekstslide

Fagocytose

Slide 17 - Tekstslide

Fagocytose
Bij fagocytose komt een witte bloedcel het haarvat uit en gaat naar de ziekteverwekker toen. Langzamerhand omringd de witte bloedcel de ziekteverwekker totdat het opgelost zit in de cel.
Op dat moment sterven zowel de witte bloedcel áls de ziekteverwekker.

Slide 18 - Tekstslide

Noem een kenmerk van een haarvat die het mogelijk maakt voor de witte bloedcel om naar buiten te gaan.

Slide 19 - Open vraag

Slimme witte bloedcel
Zo'n witte bloedcel die zo'n ziekteverwekker heeft opgegeten is best slim
Nadat hij het heeft opgegeten (en voordat die doodgaat natuurlijk) kijkt hij naar de buitenkant van de ziekteverwekker. naar de antigenen.
De witte bloedcel maakt hiermee een soort "puzzelstukjes" die precies op die antigenen passen.

Slide 20 - Tekstslide

Antistoffen
Die puzzelstukjes noemen wij antistoffen
Antistoffen helpen bij de twééde vorm van imuunreacties.
De eerste vorm, fagocytose, is wel effectief maar erg langzaam. Je wordt hierdoor vaak eerst heel ziek en daarna pas beter.
De tweede vorm, met behulp van antistoffen, is veel sneller.

Slide 21 - Tekstslide

Antistoffen
Zodra een ziekteverwekker binnendringt die herkent wordt (al die puzzelstukjes worden opgeslagen) maken de witte bloedcellen direct enorm veel van die antistoffen aan.
Die antistoffen maken de ziekteverwekker onschadelijk waardoor je (vaak) niet eens ziek wordt!

Slide 22 - Tekstslide

Antigenen en antistoffen

Slide 23 - Tekstslide

Leg het verschil uit tussen antigenen en antistoffen.

Slide 24 - Open vraag

Imuun
Wanneer je antistoffen voor een ziekteverwekker hebt ben je imuun voor die ziekte.
Die antistoffen kun je aanmaken na de eerste besmetting. Dit noemen wij "natuurlijk imuniteit" omdat je op een natuurlijk wijze imuun bent geworden.
Je hebt ook "kunstmatige imuniteit"

Slide 25 - Tekstslide

kunstmatige imuniteit
Wij kunnen, tegenwoordig, ook mensen imuun maken zonder dat ze eerst besmet hoeven te zijn.
Dit noemen we "vaccineren".

Dit doen we door een (dood) gedeelte van een ziekteverwekker toe te dienen in het inwendige milieu.

Slide 26 - Tekstslide

kunstmatige imuniteit
Doordat de antigenen nog steeds op de ziekteverwekker zit maken witte bloedcellen wél antistoffen aan.

Maar
Omdat de ziekteverwekker dood is of i.e.g. onschadelijk gemaakt is zul je er niet (zo) ziek van worden.

Slide 27 - Tekstslide

Passieve en actieve imunisatie
Er zit ook een verschil tussen passieve en actieve imunisatie.
Imunisatie is het "imuun maken" van iemand.

De actieve versie is door de antigenen toe te dienen waardoor het lichaam zelf antistoffen aanmaakt.

Slide 28 - Tekstslide

Passieve en actieve imunisatie
De passieve versie is het toedienen van enkel de antistoffen. Hierdoor is het lichaam tijdelijk beschermd máár zal nooit zelf de antistoffen aanmaken. 
Wat betekend dat na een tijdje je weer vatbaar bent voor de ziekte.

Slide 29 - Tekstslide

De eerste imuunreactie is het op eten van de ziekteverwekker door de witte bloedcellen. Hoe heet dat ook wel?
A
Ammoniak
B
Zuurstof
C
Imunisatie
D
Fagocytose

Slide 30 - Quizvraag

Het lichaam kan lichaamsvreemde dingen herkennen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quizvraag

Aan de buitenkant van ziekteverwekkers zitten...
A
antigenen
B
antistoffen

Slide 32 - Quizvraag

Na de fagocytose maken witte bloedcellen ...
A
antigenen
B
Niet waar

Slide 33 - Quizvraag

Fagocytose is een snellere imuunreactie dan het aanmaken van antistoffen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 34 - Quizvraag

Antistoffen passen op antigenen
A
antigenen
B
Niet waar

Slide 35 - Quizvraag

Wij dienen antistoffen toe tijdens actieve, kunstmatige imunisatie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 36 - Quizvraag

Wij dienen antistoffen toe tijdens passieve, kunstmatige imunisatie
A
waar
B
Niet waar

Slide 37 - Quizvraag

Bij Natuurlijke imunisatie wordt je gevaccineerd
A
waar
B
Niet waar

Slide 38 - Quizvraag

Noem twee micro-organismen die je ziek kunnen maken.

Slide 39 - Open vraag

Bescherming
Een imuunreactie is het laatste redmiddel van het lichaam.
Daarvoor probeert het lichaam zich al te beschermen:

  • Slijmvliezen waar ziekteverwekkers blijven plakken
  • Verteringssappen die ziekteverwekkers doden
  • Scheiding tussen het inwendige en uitwendige milieu

Slide 40 - Tekstslide


Slide 41 - Open vraag


Slide 42 - Open vraag

Wanneer je een wondje hebt wordt het inwendige milieu blootgesteld aan het uitwendige milieu. Wat is het risico?

Slide 43 - Open vraag