Les 1 voorzetselvoorwerp

Klas 2
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Klas 2

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Periode 2
toets 4
Hoe verder de komende periode?
(onder voorbehoud)

Slide 3 - Tekstslide

Studiewijzer
Begin alvast met woordjes leren!

Slide 4 - Tekstslide

De volgorde redekundig ontleden:
1. pv: werkwoord dat van tijd kan veranderen,
2. zinsdeelstrepen
3. wg: alle werkwoorden van de zin, soms te of een vz
of    ng: alle werkwoorden + naamwoordelijk deel
4. o: wie / wat + gezegde    
5. lv: wie / wat +wg + o
6. mv: aan wie / voor wie + wg + o + lv 
     vzv (voorzetselvoorwerp): 
8. bwb: begint vaak met vz; zegt iets over waarom, waar, wanneer, hoe

7

Slide 5 - Tekstslide

Wat is ook al weer een voorzetsel?

Slide 6 - Tekstslide

Een voorzetselvoorwerp (vzv):
  • is een zinsdeel dat meestal begint met een vast voorzetsel (houden van, wachten op, omgaan met, 
    verliefd op, enzovoort).
  • heeft een figuurlijke betekenis.
    Ik wacht op mijn vader
  • komt maar 1 keer voor in een zin.




Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Zelfstandig nakijken via
2E oefenstof toets 21 januari

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

Slide 12 - Tekstslide