H4.7 voorzetselvoorwerp (les 1 do)

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui
  • je leerwerkboek p. 54
  • je iPad (log alvast in bij LessonUp)


1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui
  • je leerwerkboek p. 54
  • je iPad (log alvast in bij LessonUp)


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
  • uitleg voorzetselvoorwerp en soorten bwb
  • werkmoment
  • afsluiten van de les

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen deze les
  • Je weet wat een voorzetselvoorwerp is en je kunt dit aanwijzen.
  • Je weet welke soorten bijwoordelijke bepalen er zijn en kunt deze aanwijzen.

Dus: je weet ook wat het verschil is.
Zinsdelen?
wg of ng
o
lv
mv
bwb

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetselvoorwerp (p. 54)
  • Een voorzetselvoorwerp begint altijd met een voorzetsel.
  • Het voorzetsel verbindt het voorzetselvoorwerp met het gezegde.
  • Het voorzetselvoorwerp is een combinatie van een vast voorzetsel met een werkwoord of een uitdrukking met een bijvoeglijk naamwoord.
                                                             
luisteren naar                                                             verliefd zijn op
wennen aan                                                                 afhankelijk zijn van
trouwen met                                                                blij zijn met

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Voorzetselvoorwerp (vzv)
Het zinsdeel dat begint met een vast voorzetsel is een voorzetselvoorwerp (vzv). 

Jan / luistert / naar de radio.                                                     bij een werkwoord
  o          wg                   vzv

Ik /  ben / blij / met mijn nieuwe sneakers.                         bij een bijvoeglijk nw
 o      ng      ng              vzv

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijwoordelijke bepaling (bwb) p. 56
Heb je pv, wg of ng, o, lv, mv gevonden? 
De zinsdelen die overblijven en extra informatie geven zijn bijwoordelijke bepalingen. 

De bwb geeft antwoord op: 
Wanneer, waar, waarmee, waardoor/waarom, hoeveel (keer) waarheen, hoe + wg + o (+ lv + mv)?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7 Bijwoordelijke bepalingen

Slide 8 - Tekstslide

VWO moet de verschillende soorten bwb's kunnen herkennen. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschil bwb en vzv

Hij wacht op zijn vriendin. -- vzv          (figuurlijk)

Hij wacht op de stoep. -- bwb               (letterlijk)


Bij een bwb:

- geeft het voorzetsel een precieze plaats of tijd aan

- kun je het voorzetsel vaak vervangen door een ander voorzetsel (naast)

Bij een vzv: 

- vast voorzetsel en vaak figuurlijke betekenis



Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1.1 p. 53

  1. pv & zinsdeelstrepen
  2. wg (doen) of ng (zijn)
  3. o (wie doet of wie is)
  4. lv (wie/wat + wg + o)
  5. mv (aan/voor wie/wat + gezegde + lv)
  6. voorzetselvoorwerp  vzv
  7. bijwoordelijk bepaling bwb

We leven tegenwoordig in een consumptiemaatschappij.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkmoment
  • Maak vandaag 1 tot en met 4. (3 d en e niet)
  • Dinsdag maken: 5, 7 en 10 en Test Jezelf 4.7.
  • Schema ontleden vaste volgorde op pagina 158.

Je mag zachtjes overleggen en muziek luisteren.

Ik loop rond voor vragen.
maandag 23 mei toets

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting
  • Maandag toets lezen 4.3 en 5.3 (en vorige theorie lezen)
  • Dinsdag verder met grammatica
  • Succes met de triathlon! 
vanaf 27-6 pitches

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies