In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Herhaling taal
1KT
Slide 1 - Tekstslide
Paragraaf 1 - Moedertaal
Moedertaal
De taal die je als eerste hebt gehoord, de taal die bij je hoort. In deze taal kun je het best uitleggen wat je denkt en voelt.
Tweede taal
Een taal die je op latere leeftijd bent gaan leren, maar wel veel gebruikt
Vreemde taal
Andere talen die je leert, maar niet dagelijks gebruikt
Slide 2 - Tekstslide
Wie heeft er een tweede taal?
Slide 3 - Woordweb
Lynn is geboren in Utrecht. Haar moeder is Nederlands en haar vader is Frans. Op school heeft ze Duits geleerd en dat spreekt ze als ze op vakantie is. Vreemde taal = ?
A
Nederlands
B
Frans
C
Duits
Slide 4 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen een tweede taal en een vreemde taal?
Slide 5 - Open vraag
Juliët is geboren in Spanje. Toen ze zes maanden oud was, werd ze geadopteerd door Nederlandse ouders. Thuis, op school en met vrienden spreekt ze Nederlands. Ze volgt een talencursus Spaans. Spaans = ?
A
Moedertaal
B
Tweede taal
C
Vreemde taal
Slide 6 - Quizvraag
Musa spreekt thuis Turks en op school Nederlands. Wat is zijn moedertaal? Leg je antwoord uit!
Slide 7 - Open vraag
Paragraaf 3 - Taalverandering
Leenwoorden = Woorden die we 'lenen' uit andere talen (croissant, jus d'orange, chip)
De meeste leenwoorden komen uit het Engels. Vroeger namen we vooral woorden uit van het Duits en Frans en nog veel vroeger uit het Latijn.
Slide 8 - Tekstslide
Hoe komen nieuwe woorden in ons woordenboek?
Nieuwe woorden ontstaan op twee manieren:
We lenen ze uit andere talen
We bedenken ze zelf (= neologisme)
Slide 9 - Tekstslide
Typ een leenwoord in dat je vaak hoort.
Slide 10 - Woordweb
1 = oudst
3 = nieuwst
1
2
3
Frans
Latijn
Engels
Slide 11 - Sleepvraag
Paragraaf 8 - Dyslexie
Dyslexie betekent letterlijk 'beperkt lezen'
Moeite met het verbinden van een letter met een klank of met de volgorde van klanken in een woord
Dyslexie is erfelijk
Het komt vaker voor bij jongens dan bij meisjes
Dyslexie wordt vaak duidelijk vanaf 7 jaar (groep 2-3)
Slide 12 - Tekstslide
Bij wie komt dyslexie vaker voor?
Slide 13 - Open vraag
Dyslexie is erfelijk
A
waar
B
niet waar
Slide 14 - Quizvraag
Als je veel leest, kan je dyslexie minder erg worden.
A
waar
B
niet waar
Slide 15 - Quizvraag
Vanaf welke leeftijd wordt ongeveer duidelijk wanneer een kind dyslexie kan hebben?